Afscheid van Jacob Cats VLEUGELHOF Grijpskerke, 1623 Portret van Cats, naar een schilderij door Van Mierevelt. Roddels Tiddelburg, eind mei 1623. Jacob Cats zal in juni de Zeeuwse hoofdstad verlaten. Hem is het ambt van pensionaris van Dordrecht aangeboden. In de Abdij wordt gefluisterd dat deze baan hem aanlokt, omdat de bezoldiging enkele honderden goudguldens per maand meer zou zijn. Het slijk der aarde is welkom: de grootgrondbezitter heeft zijn imperium zien afkalven door de zee. Sinds het eind van het Twaalfjarig Bestand in 1621 hebben de Spanjaarden de strijd opnieuw geopend. De Republiek probeerde de vijand op afstand te houden onder andere door dijken door te steken. Een regelrech te ramp voor Cats. Machteloos moest hij toezien dat de polders in de omgeving van Groede, Oostburg en Cadzand, die hij met zoveel risico's had drooggelegd, geïnundeerd werden. Hij had exorbitante winsten gemaakt. Het land was vruchtbaar geworden door de nieuwe sliblaag. Eén graanoogst bracht soms voldoende op om de kosten te dekken. Cats was een vermogend man geworden. Hij had met zijn broer Cornelis, die burgemeester van Brouwershaven was, samen met enkele anderen op het juiste paard gewed. Nu dreigde dat paard te bezwijken. Gelukkig had Middelburg hem het ambt van Raadpensionaris aangeboden. De speculant had de baan graag aanvaard. Maar nog geen twee jaar later lokt nu Dordrecht. Althans, dat zijn de roddels rond zijn vertrek. Ontmoeting Dat ik Jacob Cats ontmoette in de boekhandel van Jan Pietersz van de Venne, op de Korenburg bij de Koopmansbrug in Middelburg, was toeval. Ik stond te bladeren in een exemplaar van de nieuwe druk, de zesde, van zijn Minne- en Sinnebeelden. 161

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 1998 | | pagina 163