AFSCHEID VAN JACOB CATS vriendenkring van kunstminnend en rond de uitgever-boekverko per Jan Pieters van de Venne. Deze is de stuwende kracht achter dit plan en zonder zijn deskundigheid en ervaring zou de Zeeusche Nachtegael nooit gezongen hebben. Aanleiding om als gezamenlijke dichtersbent naar buiten te treden was het verwijt van enkele Hollanders onder anderen van professor Burman te Leiden, dat Zeeland achterbleef in culturele ontwikkeling. Terecht of niet, het is waar dat tijdens de vrijheidsstrijd tegen Spanje de dichtkunst hier volop bloeide, denk maar aan een figuur als Adriaan Valerius, schepen en raad van Veere, die van plan is al zijn liederen te bundelen in een Nede.rland.tse Gedenck-Clanck. Na de opstand lijkt het of er een stilte is gevallen. Tegenover het zwijgende Zeeland staat het volop dichtende Holland. Heinsius, Hooft, Vondel, Bredero en vele anderen laten van zich horen. In mijn opdracht van mijn Minne- en Sinnebeelden aan de 'Zeeusche Jonckvrouwen' heb ik bij monde van Cupido een klacht geuit over de traagheid van de Zeeuwen: Als de oorlog was in zwang, toen waren hier poëten En, nu mér zit in rust, is al 't gedicht vergeten. De wereld is verkeerd; waar Mars verwekt een lied; Vermag de zoete Min, vermag daar Venus niet? Toch ontbrak het in Zeeland allerminst aan dichters. Ik heb wel enkele dichters aangespoord om een bijdrage te leveren, maar Jan Pieters was de staak waar de molen op draaide. Dat enkele dichters in de bundel hulde brengen aan mij is natuur lijk wel vleiend, maar het lofdicht is in zwang en de ode is meer een uiting van onze bewondering voor de dichtkunst en haar beoefenaars. Ik doe daar zelf lustig aan mee. De Zeeusche Nachte gael is een prachtige uitgave geworden, waaraan meer dan twintig dichters hun medewerking verleenden. Ik beschouw de bundel in het licht van mijn afscheid van Zeeland als een herinnering aan de vele dichtervrienden. Ik neem aan dat er van de Zeeuwse Cats geen nieuw dichtwerk meer zal verschijnen? Ik kan u wel verklappen dat de rust en de stilte van het Munni- kenhof mij geïnspireerd hebben tot een groots opgezet werk. Het is al bijna voltooid. Adriaen van de Venne moet er de prenten nog bij maken. Ik ben van plan om het gedicht Houwlijc te noemen. Het werk is gewijd aan de echtelijke staat. Eigenlijk geheel aan de vrouw in haar voorbereiding op de huwelijkse staat en in de perioden 171

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 1998 | | pagina 173