HET ZEELAND-BEELD VAN HANS HEEREN 'Ze hebben mij daar vaak kunnen zien. Ik ben gegrepen door het verschijnsel getij en getijdehaven. Het is een restverschijnsel, jammer genoeg. Er is slecht omgegaan met Zeeland, al die ingrepen! Er blijft zo weinig over. De Paal is een verschrikking geworden, de Kruispolderhaven is weg, Colijnsplaat zit dicht en wat is er in Yerseke niet kapot gegaan? De mens maakt het de vloed onmogelijk om zich ergens terug te trekken. Dat is nogal benauwend. Die zogenaamde vernieuwing en vooruitgang komen het karakter van Zeeland niet ten goede. Er is geen sprake van een balans tussen winst en verlies. Zeeland heeft verloren. Gevoelig. De kleine haven met haar eb en vloed, daar vond je iets van de oorsprong, een stukje eeuwigheid. Water is fascinerend. De Zeeuwse Zee is een zee zonder schepen, zonder strand, zonder mensen. Zo'n lege zee die alleen maar vol kan zijn van zichzelf, die zou ik willen schil deren, maar dat is te groot voor mij. Het heeft teveel macht. Dus heb ik de zee ontmoet en gelaten in haar geven en nemen, eb en vloed, de binding met de waterkant. Vooral eb, stilte, oorsprong.' je ziet dat ook met huizen, dorpen. Het dorp als afgeronde gemeenschap is verdwenen. Er gebeurt zoveel, dat er geen ingrijpende gebeurtenissen meer zijn. De kermis dringt niet meer in en wordt geen deel van het dorp. De randen van de dorpen worden steeds witter, kunststof, plastic. Ik houd van eerlijke huizen en heb die ook gevonden. Het witte huis in Middelburg had een prima tuin met beste bomen, een glazen uitbouw als atelier en dat midden in de stad, op de kop van de Spanjaardstraat. Mijn Groningse tijd, ik doceerde aan de academie Minerva, noem ik ook wel mijn Drentse tijd. Wij bewoonden daar het herenhuis van het landgoed Bosch en Vaart in Vries, met de Noord-Willemsvaart bij wijze van spreken in de tuin. Een huis met karakter en een huis van aanzien. De kinderen werden daar de Jongens van het Kasteel genoemd. Het was fantastisch, maar we gingen terug naar Zeeland en vonden een boerderij aan de Baaiweg tussen Sint Janskerke en Sint Jan ten Heere, zicht op veel land en zicht op duinen. We moesten er weg omdat mijn vrouw last kreeg van allergieën. Dat heeft pijn gedaan, maar er is weinig getreurd en gezeurd. In de Middelburgse Jodengang heb ik nu van twee huisjes één schildershuis met een atelier gemaakt, recht tegenover het Joodse kerkhof. Niet groots, maar karaktervol. Dat zie je tegenwoordig minder dan het omgekeerde.' 157

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 1998 | | pagina 159