HET ZEEIAND BEELD VAN HANS HEEREN 1966, zomer. Laagtij draagt water naar de zee. In het haventje van Yerseke zakt het leven naar één kant. De marée basse laat de kotters kantelen, de kleine bakken vallen droog. Ook het zo voor name bedrijf van de oesterhandel staat - even - op één been en wacht op de heilige maand september. Een mosseltje kan, kokkels bin d'er voe de Belgen en voor échte kreeft is het nooit te vroeg. Er passeert een enkele kromme creuze, maar wie hem pakt is geen ostrea edulis waard. Zoveel is zeker. Vanmiddag zijn Liesbeth Binkhorst, Antoine Mes en Hans Heeren uit een rode Deux Chevaux gestapt. Ze schetsen tot het avond wordt en op de klok van het getij de vloed op de Oosterschelde is gevallen. Yerseke leeft van het getij, dat komt en gaat vanover de oude Prinsenplaten, Loodieke, Duvenee en de Schaere. De cultures eisen hun rol in het durende spel van krimpen en uitdijen. Zon, maan en de heersende winden verdelen de krachten en bepalen - staand - de hoogte en - liggend - de loop. Dijken en dammen bre ken de beweging af en doden het tij. De havens vallen droog, krij gen een gereduceerde beweging of een vast peil, zonder ups en downs. Yese zonder slik, vluchtende krabbetjes en schilders, het zou even wennen zijn. Ze hebben mij daar vaak... Slibhaventje Yerseke olieverf/doek, 1990 (collectie Van Loenen, Bellen) 156

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 1998 | | pagina 158