Zeeuws gezicht Zeeland recreatieland Waterpaviljoen Neeltje Jans winnaar Zeeuwse architectuurprijs 1997 ZEEUWSE ARCHITECTUURPRIJS zou je niet moeten hebben", is zijn stelling. Hij doelt hierbij op de vele uitbreidingen waarbij villa's van witte breuksteen in het oog springen. Van Hunnik: "Ik denk dat je niet alleen in de steden moet uitbreiden, ook in de dorpen. Meteen komt dan de kwali teitsvraag aan de orde. Het moet per locatie anders, maar in ieder geval wel dorpachtig'. Als je Henk van Hunnik vraagt of er überhaupt een Zeeuws gezicht bestaat, antwoordt hij: "Tot op zekere hoogte wel. Als je aan de Zeeuwse bebouwing denkt, denk je aan een zekere sober heid en aan een kleinschalig buitengebied: vlak en weids met zijn typische zwarte schuren en bijzondere brinken in de dorpen. Maar voorlopig vind ik de zoektocht naar wat het typisch Zeeuwse gezicht is, belangrijker dan het antwoord. De naam van de Stichting is uitdagendl. Eigenlijk is het net als met het Zeeuwse licht. Velen zeggen dat het bestaat, maar niemand kan het echt benoemen". Een nieuw project van de Stichting is de organisatie van een ideeënprijsvraag over 'verblijfsrecreatie in het Zeeuwse achter land'. Van Hunnik: "We hebben met elkaar afgesproken dat de kust vol is, maar dat er in het achterland nog wel wat kan. Hoe moet je dat doen. Weer die verkleinde twee-onder-een kappers bouwen of moet je er iets anders van maken? Port Zélande kun je naar mijn mening niet herhalen. Ik hoop op vernieuwende ideeën, die realiseerbaar zijn en die kwaliteit aan het achterland toevoe gen". opdrachtgever: Delta expo BV ontwerper: NOX architecten en Oosterhuis associaties realisatie: Walcherse Bouw Unie Op 19 februari 1998 vond in Goes de bekendmaking plaats aan welk project de Zeeuwse architectuurprijs 1997 is toegekend. De jury bestaande uit drs. A.L.L.M. Asselbergs (directeur Rijksdienst voor de Monumentenzorg), J. jongepier (directeur Hopmangroep BV) en M. Struys (architect bij de gemeente Rotterdam) komt una- 141

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 1998 | | pagina 143