Onderweg WIM RIEMENS EN ANDREAS OOSTHOEK [®/onderdagavond 16 februari 1995, laat, maakte ik de aanteke ning: 'Voorbij. Wim is tussen half vier en vier uur gestorven, ver trokken zonder adres achter te laten. Nooit meer schateren, nooit meer oorlog. Ik zie ons, in den beginne toen niets was en alles nog moest komen, tegenover elkaar staan, witheet, met een teveel aan woorden. De laatste jaren hadden we weinig woorden nodig om de dingen duidelijk te maken. Wie in dertig jaren een vriendschap heeft veroverd, heeft het recht op stilte, op zwijgen verworven. Zo hebben we afscheid genomen, zonder een woord, en geweten dat er rechtvaardigheid in de lucht hing. De gruwelen zijn voorbij. Ze hebben een naam: het ziekenhuis spreekt over Creutz- feld-Jakob. De echte verschrikking stelt het zonder naam. Ik heb de tekst voor de rondzendbrief ge maakt en mijn stuk voor de krant geschre ven, moeizaam, omdat het moest, zoals zo vaak. Aan Rilke herinnerd: En wij, die denken aan stijgend geluk, voelden de ontroering, die ons bijna verbijstert als iets dat geluk is valt. Ik dacht sterk aan de dag dat we in Raron de kerkberg beklom men waar Rainer Maria Rilke onderaan de muur van de kapel rust. Het was een bizar gezicht. Voor de steen lag een dode plastic roos. Rozen voor Rilke. Hij heeft over zijn grafschrift beschikt: Rose, oh reiner Widerspruch, Lust, Niemandes Schlafzu sein unter soviet Lidern. 83

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 1997 | | pagina 85