36
we woningen in de Segeersstraat en het
gebouw van Seymour op de Markt af. De
schade overal aan gebouwen was enorm.
De menschen vragen zich wel af hoe lang
dit nog moet duren, want als dit nog dagen
zoo doorgaat, blijft er geen cent van de
stad over.
Toch zijn we vol goeden moed. De aanval
op Middelburg zal toch zeker geen weken
meer uitblijven.
Maandag 6 November. Er hing deze dag
een voelbare spanning in de lucht. Aan
geruchten geen gebrek, maar die maakten
de spanning onder de bevolking wel groter.
Dat er iets ging gebeuren, stond bij ieder
een wel vast. Bij de brandweerkazerne in
de St.-Janstraat werden we met vier man
naar het Molenwater gestuurd om een vat
benzine uit te graven en op te halen. Wij
met de materialenwagen er op af. De voor
raad benzine voor de spuiten was door de
commandant gedecentraliseerd vanwege
het brandgevaar bij eventueele oorlogs
handelingen in de stad. Dat uitgraven was
nog een heel karwei, want dat vat moest
ook nog op die wagen worden gehesen.
Terwijl we daar in dat plantsoentje aan het
spitten en graven waren, gebeurde er op
de hoek van het Molenwater en Noord-Bol
werk iets eigenaardigs. Er kwamen uit dat
hoekhuis steeds meer Duitsche soldaten
op de stoep staan, gewapend met geweer,
helm en munitietasjes etc. Kortom in ge
vechtsuitrusting. Buiten op de stoep stond
ook een vrouw, die op het Noord-Bolwerk
woonde. Ze was geweldig populair bij het
Duitsche volkje. Ze werd dan ook de moe
der der soldaten genoemd. Hevig ontdaan
nam ze afscheid van elke soldaat, die op
de stoep verscheen. Ze veegde af en toe
de tranen van haar behuild gezicht. We
konden dat alles prachtig zien, want we
werkten daar zoo'n 10 a 12 meter van
daan. We keken elkaar eens veelbeteke
nend aan. We dachten alle vier hetzelfde:
"Dat draait op straatgevechten uit!" We
werkten zoo snel mogelijk verder en na
het inladen van het vat reden we langs
de schouwburg richting Molstraat naar de
Dam. Wat we daar zagen was te gek om
waar te zijn.
Op de Dam krioelde het van de menschen
en er stond een politie-agent met een
groote oranje strik op z'n jas het verkeer te
regelen. De Dam was reeds bevrijd!!! Wij
kwamen dus uit bezet gebied zonder het te
weten in een bevrijd gedeelte van de stad
terecht. Maar we dachten wel aan die toe
stand op het Molenwater. We zagen man
nen loopen met oranje armband aan de
linkerarm en vertelden hun wat we gezien
hadden. Ze riepen zooiets van: "Dat komt
in orde, hoor. Die vangen we wel op!" Wat
een blijdschap, wat een vreugde en wat
een sfeer. En waar al die groote vlaggen
met rood, wit en blauw vandaan kwamen!
Het was een prachtig gezicht.
Al spoedig stonden we ook al van die En-
gelsche sigaretten te rooken. We dampten
dat het een lust was. Als je even een ste
vige trek deed aan zoo'n "three-sevens"
sigaret, moest je vlug iets pakken om op te
leunen, want je zag alles draaien. Dat was
nog eens tabak! We hadden jaren Belgi
sche shag gerookt. Dat spul kreeg al gauw
de naam "Fleur de matras".
En daar zagen we Jos Brouwer met een
geweer aan z'n schouder de Dam op
komen met een hele rij Duitschers. Zoo
stroomde de Dam van alle kanten vol met
gevangenen. Ze werden stuk voor stuk
gefouilleerd door de Engelschen. 's Nachts
WALCHEREN