was er helemaal geen plaats en eten kre gen we haast niet. Alleen wat 'Zwiebach' dat zijn Duitse noodrantsoenen, maar dat was niets, en drinkwater was er helemaal niet, want ze hadden in de regenbak een vuile luier uitgespoeld. Een stel, dat het daar was, verschrikkelijk, we hebben er allemaal vlooien opgedaan, een hele troep babies en kleine kinderen en ruzie maken de mensen, vreeselijk gewoon. We hebben er nog wel eens moeten lachen ook, maar ook gehuild, want we wisten niet, hoelang het nog zou duren en ieder mens was ze nuwachtig." Opruimen Om veiligheidsredenen werden daarna de 3500 Vlissingers van de ene naar de an dere locatie geleid. De laatste schuilplaats was de stookruimte van een bierkelder. Warm en vies. Zaterdag om 10 uur konden ze naar buiten; Vlissingen was vrij. Maar het leed was nog niet geleden: Toen was Vlissingen officieel vrij en konden we puin gaan ruimen. Wat een vreeselijk gezicht was dat. Er was maar één huis onbeschadigd, behalve de ruiten dan. Dat was van bakker van de Linde en voor de rest was alles kapot." "Nu zijn we al zo ver dat er ongeveer 1700 huizen opgeknapt zijn (tenminste bewoonbaar). Er wonen hier alweer 15000 mensen, dus de woningnood is zeer groot. Wij hebben 4 maanden bij fam. Marijs ge zeten, terwijl ons huis gemaakt werd. Het was één van de eerste huizen dat gemaakt is. Verleden week zijn ze er weer een hele week in bezig geweest voor allerlei kleine karweitjes, zoals een paneel in de deur een stuk hier en daar, een vensterbank, een stuk in de trap. Maar we mogen niet kla- gen, want als je naar andere mensen kijkt, dan wonen wij in een paleis. Bij de fam. Marijs is Lucie dan nog gestorven, ze is maar drie dagen ziek geweest. 't Was een kwaadaardige diphterie, dat heeft hier erg geheerst en schurft dat was er ook veel, vooral in de dorpen. Maar daar zijn wij tot heden toe bespaard voor gebleven. Lucie Duitse krijgsgevangenen onder bewaking van Franse commando's van no. 4 commando, Oranjestraat, Vlissingen, november 1944. (ZB, Beeldbank Zeeland, G. Vourch, reproductie C. Kotvis, 7591) is bij de grote kerk begraven, het ligt al helemaal vol. Jantje praat nooit over Lucie, ik geloof, dat hij het toch niet goed beseft." Er breekt een periode aan van schaarste; eten op de bon, twaalf gram boter per week en een pakje Belgische shag per man per maand. Maar ook staat Walche ren nog onder water. "Het is hier daarom ellendig wonen hoor, met dat water, je kan nergens naar toe, en het ligt overal be- JAAR BEVRIJD

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2019 | | pagina 21