51
Huurders lief en leed
Op 23 januari betreden de gebroeders
Jan-Willem en Johan Antheunisse het
HKW-podium voor hun lezing over de
ontwikkeling van de woningbouw in Mid
delburg. Als er een tafeltje wordt neergezet
met potten bakkruud en een schemerlamp
weten we dat het een gezellige avond gaat
worden.
De gebroeders brachten hun jeugd door op
historische grond: Eigenhaardstraat 25. Zij
herinneren zich nog goed huisbaas Mara-
nus, eigenaar van een sigarenzaak in de
Langeviele. Om 'zijn' houtwerk niet te be
schadigen parkeerde hij zijn fiets tegen een
boom. De gebroeders noemde hij "jongens
van Jan de Wit". Wat hij daarmee bedoel
de? Huisbazen waren zeker in die jaren
vijftig niet erg geliefd. Bij de familie Caljouw
ging het ijzerdraad los van de trekbel als
Maranus de huur kwam ophalen en er die
dag nog geen geld voor was. Dezelfde
familie Caljouw kroop bij zwaar onweer bij
Antheunisse aan tafel, in regenpak.
In die jaren leerden de gebroeders bonen
lezen (verlezen). Een baal van zo'n tachtig
kilo werd met de fiets opgehaald en de op
geschoonde bonen (of erwten) werden met
het verwijderde vuil erbij weer ingeleverd.
Zo is ons het spreekwoord "wie bonen
leest, bonen eet" bespaard gebleven. Een
prentje uit 1870 laat zien dat bonen lezen
een oud tijdverdrijf was voor de minderbe
deelden om nog wat centen bij elkaar te
schrapen. Een kom water op tafel diende
om de slaap uit de ogen te wrijven. Een
geprojecteerde prent laat ook zien hoe de
mensen woonden: meerdere gezinnen in
een huis, een gemeenschappelijke keuken
en een gemeenschappelijk gerief, soms
uitpandig zoals op de hoek van de Schuit-
vlotstraat. Natuurlijk was er wel enig mede
dogen met de nooddruftigen. Liefdadigheid
bloeide op, het Zeeuwse Dorcas is er een
voorbeeld van. Mevrouw Ogterop verzorg
de voor de damesbreiclub de ballotage van
armoedige gezinnen die voor ondersteu
ning in aanmerking kwamen. Daarnaast
verzamelde zij planten waarvan een aantal
nog in het herbarium in Leiden te bewon
deren zijn.
Met de Industriële Revolutie (van huisnij
verheid naar machinale fabrieksgebonden
productie) neemt de verstedelijking toe.
Woningnood en huisjesmelkers gaan
veelal samen. Slechte behuizing, slechte
hygiënische omstandigheden en overmatig
drankgebruik ook. En de arbeidershuisjes
die vooral als geldbelegging dienen, ver
anderen daar weinig aan. In Middelburg
vinden we ze rond de Beenhouwerssingel,
de Volderijlaagte, waar in de zomer nog
volop malaria voorkwam, de Oostkerk en
het Oud Arnemuidsvoetpad. De gebroe
ders komen er merkwaardige figuren tegen
zoals de groente- en melkboer Jan Ovaa,
bijgenaamd Kontjeklap, die zijn vrouwelijke
klanten als het even kon op de billen tikte.
Hij was diaken in de Oostkerk en liet de
kerk zijn aardse goederen na. Huisbaas
Ingelse was gauw klaar met zijn huurders:
heb je klachten, donder dan maar op.
Van huisjeskoopman Henk Cosijn is de
uitspraak "Als je maar eerlijk bent en te
vertrouwen, komt het geluk je zomaar te
gemoet" en zo verwierf hij op slinkse wijze
zijn eigen huisjesmelkerij. Gijs van Vlier,
antiekmaker, had een goede relatie met
de reinigingsdienst. Hij handelde in huizen
en verbouwde de sociëteit De Gouden
Poorte in de Wagenaarstraat. Hij had hoge
ambities maar de 'Gijstower' is er nooit
gekomen.
Aan het eind van de negentiende eeuw,