49
vooral in de steden, niet ongebruikelijk dat
meesters wat bijverdienden door leerlingen
in de kost of in pension te nemen. Voor
minvermogende leerlingen kon de kerken
raad of het Armenbestuur bijspringen. Een
voorbeeld hiervan is Abraham Caland, de
latere waterstaatsingenieur en dijkgraaf
van Walcheren, die met enkele bij elkaar
gebedelde duiten de schoolmeester van
Westkapelle verzocht hem onderwijs te
geven. De schoolmeester zorgde ervoor
dat Abraham naar school kon en dat zijn
ouders ondersteuning kregen.
Aan gereformeerde schoolmeesters was
overigens geen gebrek. In Zeeland was
twee derde van de schoolmeesters afkom
stig uit de Zuidelijke Nederlanden. Veelal
vluchtelingen werden schoolmeester. Rond
de 20 procent van de schoolmeesters was
afkomstig uit Zeeland. Arnemuiden bijvoor
beeld benoemde in 1574 de voormalige
pastoor Jakob Hermansen tot schoolmees
ter, maar in het algemeen kwamen ze van
buiten het eigen dorp of de eigen stad. Er
was ook sprake van een zekere professi
onalisering. In Middelburg ontstond een
schoolmeestersgilde dat onder meer door
examinering de volledige of gedeeltelijke
toelating van de meesters regelde. Sollici
tanten waren vaak in de leer geweest bij
gevestigde schoolmeesters en moesten
werkstukken kunnen overleggen in een zo
genoemd sollicitatieboek. Op het platteland
besliste naast het dorpsbestuur de kerken
raad mee over de benoeming; de nieuwe
meester moest immers meestal ook ker
kelijke functies vervullen. De plaatselijke
ambachtsheer had een dikke vinger in de
pap en was altijd lid van de sollicitatiecom
missie (collegium qualificatum). De taken
en plichten van de schoolmeester werden
in een reglement vastgelegd.
Met de huisvesting van de scholen was het
soms slecht gesteld. Lange tijd waren de
onderwijsgevenden zelf verantwoordelijk
voor het 'schoolhuis' en werd het onderwijs
veelal aan huis gegeven. Soms bleek een
schuurtje, een stal (Oostkapelle) of een
afdak tegen de kerk (Gapinge) voldoende.
Meestal werd gehuurd, steeds vaker ge-
Huib Uil. (foto Ida Doorenweerd)
kocht met geleend geld bijvoorbeeld uit de
kas van de diaconie of uit de zak van de
ambachtsheer. In Westkapelle was het de
ambachtsheer Martinus Veth die in 1679
een school liet bouwen aan de Zuidstraat.
In andere dorpen werden schoollokalen
door het dorpsbestuur (Aagtekerke) of
door het armenbestuur (Vrouwenpolder)
aangekocht. Maar in steden en smalsteden
ging, vooral vanaf de tweede helft van de
achttiende eeuw, de overheid zich steeds
meer met de huisvesting van het onderwijs
bemoeien. Vooral de Franse scholen profi
teerden daarvan.
Het onderwijs was niet klassikaal maar
individugericht en tamelijk gereguleerd.