16
ven in de gemeente Grijpskerke, waaron
der dat van Hendrik Dingemanse. Doordat
de erven van een van zijn verpachters een
nieuw bedrijf begonnen, zegde de grondei
genaar van een aantal pachters de pacht
overeenkomst op. Vijf van hen hadden hun
bedrijf enkele jaren daarvoor juist vergroot
en ontpachting zou een terugkeer naar de
cent, maar werd het ongeveer de helft van
de beschikbare grond.
Hendrik heeft het boeren toch nog tot 1966
volgehouden. In dat jaar is hij via een
soortgelijke saneringsregeling als in de ja
ren vijftig gestopt. In december 1965 dien
de Hendrik een "aanvraag voor vergoeding
wegens beëindiging van het landbouwbe
drijf" in bij de Stichting Ontwikkelings- en
Saneringsfonds voor de Landbouw.9 Een
dergelijke aanvraag was mogelijk als ge
durende de drie jaar ervoor het bruto-inko-
men niet meer bedroeg dan achtduizend
gulden per jaar, waarvan minimaal vijftig
procent afkomstig uit het bedrijf. Dat was
bij Hendrik het geval. Vervolgens diende op
verzoek van de genoemde stichting aan
gegeven te worden wat het toekomstige
gebruik zou worden van alle bij het bedrijf
behorende gronden en bedrijfsgebouwen.
In april 1966 werd de goedkeuring voor
die bestemming aan Hendrik verzonden,
Kijkdag op de boerderij op Hoogelande, 1966.
(coll. Dingemanse)
oude situatie betekenen. De gezamenlijke
gang naar de pachtrechter mocht helaas
niet baten. In 1959 moest Hendrik 5,1 hec
tare afstaan, zodat zijn bedrijf meer dan
gehalveerd werd. Dit had tot gevolg dat zijn
zoon naar ander werk moest omzien. Om
dat enkel de pacht van percelen akkerland
werd opgezegd, veranderde zoals eerder
vermeld ook de aard van de bedrijfsvoe
ring. Hiermee was het aandeel blijvend
grasland niet langer ongeveer twintig pro-