15 bruine bonen bleven tot in de jaren zestig populair op de Zeeuwse eilanden.7 Omdat het bedrijf zo kleinschalig was, deed het gezin vrijwel alles zelf. Behalve de hulp van inwonende kinderen - die daarvoor ook een vergoeding kregen - was verder soms inzet van anderen nodig, maar de uitgaven voor werk door derden van het Ruilverkavelingsbureau, had in 1952 in een artikel in Zeeuws Tijdschrift gewezen op het gevaar van de bestaande wettelijke mogelijkheid dat verpachters (een deel van) de verpachte percelen terug konden nemen voor eigen gebruik. De sanering zou daarmee worden teniet gedaan. In het artikel riep hij op om bij het bleven beperkt. Daartegenover staat dat er ook inkomsten voor werk vóór derden genoteerd zijn, dus het kwam ook voor dat Hendrik werkzaamheden voor anderen verrichtte. Kleine boeren hielpen elkaar als het nodig was. Ook materiaal werd soms samen gekocht. Uit de administratie blijkt bijvoorbeeld dat in 1956 een 'halve' wied- machine werd aangeschaft. Het einde van het bedrijf W.A. van der Werff, secretaris van de Her verkavelingscommissie en tevens hoofd Een van de paarden van Hendrik Dingemanse bij de boerderij op Hoogelande. Rechts de ruïne van de kapel, ca. 1955. (coll. Dingemanse) ontwerpen van de nieuwe Pachtwet en de wet Rechtshandelingen Landbouwgronden aandacht te besteden aan de gevaren die de gesaneerde bedrijven op Walcheren be dreigden, opdat "de zorg van de Regering aan de kleine boer op Walcheren besteed van blijvend nut zal zijn".8 Van der Werffs vrees bleek niet ongegrond, want wat hij voorzag trof in 1958 vijf bedrij-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2019 | | pagina 17