27 Dijkwerkers, ca. 1958. (Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, recordnr. 121137, foto Jacqueline Midavaine) Bijna het hele dorp leeft van het in stand houden van de dijk. Het is hard, zwaar werk, maar de mannen van Westkapelle zijn er al vanaf hun vroegste jeugd aan ge wend om deze reuzenstenen te hanteren en geen arbeider in de hele wereld doet hen dat na. Daarom is dus de storm nodig voor het le vensonderhoud van deze mensen en daar om bakt die huisvrouw vrolijk pannenkoe ken als andere mensen beven van angst. Want een ander inkomen heeft men daar eigenlijk niet. De visvangst levert niets op, ondanks de woeste zee (er is overigens ook geen haven in Westkapelle), en met de landbouw is het nog erger gesteld om dat op deze grond maar weinig groeien wil. Dus brengt een echte zware storm rijkdom in de meestal armoedige huisjes. De Westkappelse bewoners onderscheiden zich in alles, zowel in uiterlijk als innerlijk, van die van de andere dorpen. De karakte ristieke ernstige hoofden van de mannen zijn wereldberoemd geworden door de be kende Hollandse schilder Jan Toorop, die daar zijn apostelkoppen vond. Het zijn zwijgzame, meestal onvriendelijke kerels met stijf samengeknepen lippen; het is hen aan te zien dat hun dagelijks brood verdiend wordt door met alle kracht de woeste natuur aan de kust te bedwingen. Geen onnodig woord komt over hun lippen en als protest tegen de hele wereld, waar voor ze geen ontzag hebben, dragen ze de pet schuin op het hoofd, vaak zelfs met de klep naar achteren. Opdat hun pijp niet uit gaat, plegen zij bij het roken de pijpenkop naar beneden te houden; de tabak valt er niet uit omdat de pijpenkop met een door boord deksel is afgesloten. De vrouwen in Westkapelle daarentegen zijn allesbehalve zwijgzaam. Ze lachen, praten en zingen de hele dag. Als er een paar samen zijn kun nen ze een ongelooflijk lawaai produceren; hun stemmen hebben een geweldige kracht omdat ze gewend zijn altijd tegen het lawaai van de zee in te schreeuwen. De mannen van Westkapelle zijn karakte ristiek en interessant, de vrouwen mooi en apart. Naast alle vrolijkheid bezitten de vrouwen toch een diepe ernst. Zoals overal in Zeeland, hier echter in het bijzonder, is elke vrouw een koningin en elke man een koning. Met trots geheven hoofd gaan ze door het leven, zich aan niemand storend, met voor niemand ontzag in het hart, met daarbij een fanatieke liefde voor hun dorp. Men zegt dat de Westkappelaars van de Noormannen afstammen, van Noorse vis sers, die zich hier gesetteld hebben en van wie de vaders strandjutters waren. Vreemden duldt men niet lang in het dorp. Men wekt hun ergernis op alle mogelijke

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2015 | | pagina 29