beeld van Van Schagen "voor een bepa lend deel het beeld van Walcheren" is. Waar gaat het om? In het essay van Van Schagen staan de Geerses model voor de Walcherse mentaliteit van nederigheid. "Ze werkten voor luttele koperen centen per dag, lang en hard en zwaar en ze waren arm en laag en minder dan de minste boertjes. Ze beulden en zeulden zonder op- of omzien." Zwemer tekende daarbij aan dat de generatie waaraan Van Scha gen refereerde geboren was in de periode rond 1836, de generatie die het misschien wel het slechtst getroffen had van alle ge neraties na 1800. Zij maakten deel uit van een geboortegolf veroorzaakt door vermin derde sterfte. Dat zorgde voor concurrentie op de arbeidsmarkt én op de grondmarkt. Die dubbele concurrentie maakte dat deze generatie arbeiders amper profiteerde van de goede landbouwjaren vanaf het midden van de jaren 1850 tot het midden van de jaren 1870. De rest van hun werkzame le ven moesten zij de effecten van de grote landbouwcrisis verduren. Toen die over be gon te raken, rond 1895, waren zij oud en versleten. Maar bovendien: zó plooibaar, nederig en passief waren de Geerses niet. Zelfs onder de Geerses uit zijn eigen familie had Van Schagen goede voorbeelden van het te gendeel kunnen vinden. Dat neemt niet weg dat hij niet helemaal ongelijk had. Mensen in lagere posities in het Zeeland van die tijd waren inderdaad in termen van Van Schagen: weerloos, onnozel en arge loos. Bij de uiterst lage daglonen van die tijd móesten de arbeiders wel voortdurend werken, anders kwamen ze niet rond. Op het platteland werd nog tot na 1900 van zunne toet zunne gewerkt, dus zolang het licht was. Tel daarbij op de ongeletterdheid van velen, de sterke sociale controle in de kleine dorpsgemeenschappen en op de boerderij waar je dagelijks contact had met de werkgever. Plus de geringe interesse van de socialisten voor het als sterk con fessioneel beschouwde en moeilijk te be reizen Zeeuwse platteland. Nee, de landar beiders waren niet de socialisten van het eerste uur. Van Schagen ging zover dat hij geëmi greerde Walchenaren (of Zeeuwen) verge leek met de Hollanders die hij goed kende uit de jaren tussen 1925 en 1952 toen hij boven de grote rivieren woonde. De Zeeu wen die daar woonden, schreef hij, zaten er nooit aan de top. Geen mensen die hun ellebogen gebruiken, geen "houding van vanzelfsprekende meerderheid" zoals hij die aantrof bij de Hollandse elite, maar mensen die niet het achterste van hun tong laten zien. Van Schagen meende zelfs dat het iets met de volksaard te ma ken zou hebben. Hij trok de vergelijking met Vlamingen, Brabanders, leren en Bre- tonnen, zwakkere volken die door onbe schaafder invallers werden teruggedrukt naar perifere gebieden. Zwemer gaf aan dat op dit punt Van Schagen de plank echt missloeg. In de tijd dat de scheepvaart sneller ging dan het landverkeer, zeg maar vóór 1850, was Zeeland juist een relatief toegankelijk gebied. En vóór 1750, vooral tot 1650, speelde het zijn rol op wereldni veau. Bovendien is duidelijk dat de onder drukkers van de Geerses vooral andere Zeeuwen waren: de grote boeren en de heren uit de stad, de landeigenaars en machthebbers. Van Schagen had wel oog voor het histori sche karakter van wat het Geerses-com- plex is genoemd. Zeeland kon volgens hem niet begrepen worden zónder je re-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2015 | | pagina 45