gens ook een aangelegd haventje, van on
geveer een Engelse mijl lengte, aan de
oostelijke zijde van de noordelijke punt van
het eiland. Het strand liep tot twee mijl in
zee en was twintig tot veertig vadem
diep.15
Gewassen die er in de achttiende eeuw
groeiden waren onder meer broodvruch-
De enkelvoudige kano's waren twintig tot
dertig voet lang, en de steven leek op een
wig. Ze hadden soms zeilen maar meestal
alleen roeispanen met korte bladen. De
dubbele kano's waren wel zestig tot zeven
tig voet lang en vier tot vijf voet breed; in
het midden werden ze verbonden door
planken die de kano's zes tot zeven voet
De landing van James Cook op het eiland Mid-
delburch, een der Vriendeneilanden, thans on
derdeel van de Tonga-archipel, ten noordoosten
van Nieuw-Zeeland en Australië. Ingekleurde
gravure, eind 18de eeuw. (coll. J. Francke)
overspanden. Een soort catamaran dus,
want op de planken vloer in het midden
stond een mast die ook neergelaten kon
worden. Hierop werd een driehoekig latijn-
zeil gevoerd.16
ten, kokosnoten, platanen, bananen, pom-
pelmoenen, yams en suikerriet. Cook
kwam in 1777 geen ratten tegen; wel kwa
men er hagedissen, duiven, parkieten, ui
len, zeekoeten en papegaaien voor. De be
woners gebruikten speren en netten die
van fijn draad waren gemaakt. Hun kano's
waren samengesteld uit verschillende stuk
ken en met bindwerk zodanig aan elkaar
bevestigd dat het moeilijk was te zien waar
de naden zich bevonden.
De natuur van Middelburch Hoogh
Anderson, een van de wetenschappelijke
bemanningsleden van Cook, schreef op 11
juli 1777: "Ten tien uren kwamen wy [bij]
het Oost-einde van 't Eiland te boven en
hielden op Middelburch of Eoea (zoo als
de inborelingen het noemen) aan, daar wy
's morgens ten agt uren ten anker kwamen
in veertig vademen water; zynde ten naas
ten dezelve plaats, daar Kapitein Cook in
1773 gelegen had."17