6 Fragment van de bodemkaart van Walcheren, (uit: Bennema en K van der Meer m.m.v. C. Dorsman en P.J. van der F een, 'De bodemkar- tering van Walcheren', Staatsdrukkerij, 's-Gra- venhage 1952) graaf/rooms-koning Willem II een kapel had willen stichten en daar inkomsten voor had bestemd uit zijn tiendrechten in Se- rooskerke. Die inkomsten werden nu als nog voor de bouw van de kapel aange wend, zodat graaf Willem II postuum als stichter van de kapel kon worden opge voerd. En omdat in de middeleeuwen het gebruik bestond dat het patronaatsrecht van een kerk toekwam aan de stichter en zijn opvolgers, ging dat recht in 1314 naar graaf Willem III. Maar ook Wolfert II had een rol bij de stichting van de kapel. In de oorkonde van 23 mei droeg graaf Willem III hem op de plek aan te wijzen waar de kapel gebouwd zou moeten worden. Omdat Wolfert eige naar was van alle land in de polder, kwam het er bij voorbaat op neer dat hij eigen grond ter beschikking zou stellen, en dus ook als medestichter van de kapel kon worden beschouwd. En dat laatste was dan ook later de zienswijze van zijn zoon en opvolger Wolfert III. Wat betreft de plek die toen door Wolfert II voor de bouw van de kapel is aangewe zen, mag men ervan uitgaan dat dat de plaats was waar de kerk ook nu nog steeds staat. Tot zover wat er in de oorkonde van 23 mei 1314 werd geregeld, en waarvan men mag aannemen dat de bisschop van Utrecht daar vervolgens mee akkoord is gegaan. Volwaardige parochiekerk Maar, zoals gezegd, in 1314 was de kapel nog geen zelfstandige parochiekerk. Dat duurde nog tien jaar, namelijk totdat op 7 maart 1324 het bisschoppelijk hof in Utrecht de kapel tot parochiekerk verhief, en wel met toestemming van de abt van Middelburg als patroon van de kerken van Serooskerke en Oostkapelle. De parochie

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2014 | | pagina 8