van de na 1914 beschikbaar gekomen ver sterkers. Aan Nederlandse zijde zouden deze versterkers in Middelburg worden op gesteld; aan de overkant zouden ze in Ips wich komen. Versterkers De nieuwe zeekabel leverde over het tra ject Aldeburgh-Domburg een dusdanige verzwakking op dat de aansluitende land- trajecten - naar Londen en Amsterdam - alleen maar met luchtlijnen konden worden gerealiseerd. Deze werden echter in beide landen in toenemende mate verkabeld ten koste van nog meer verzwakking, en bo vendien werden ze voorzien van dunnere koperaders. Dit kon met de introductie van een nieuw middel, de versterker. Deze was in de Verenigde Staten ontwikkeld en men was ermee in staat gebleken de afstand NewYork-San Francisco, 5.500 kilometer, in vier etappes te overbruggen. Ook de nieuwe Nederland-Engelandver- binding kreeg versterkers. Ze werden aan vankelijk ondergebracht in een gebouwtje achter het postkantoor in Middelburg. Met de inrichting van dat gebouwtje - met als nettoresultaat drie zogenoemde twee- draadsversterkers, twee van Siemens Halske en één van Western Electric - was destijds het aanzienlijke bedrag van 35 duizend gulden gemoeid. Het werd echter ruimschoots gecompenseerd door de el ders met goedkopere kabels bereikte be sparingen. Aan de Engelse kant ontstond eenzelfde situatie. Hier werden de verster kers geplaatst in het op ca. 35 kilometer van Aldeburgh gelegen Ipswich. Reeds in 1923 werd een aanvang gemaakt met de bouw van een versterkerstation te Alde burgh. In Nederland werd deze stap voor alsnog uitgesteld. Waarom terug naar de kust? Tijdens de reis onderzee werd het gesprek al zodanig verzwakt dat het eigenlijk niet meer zonder 'bloedtransfusie' de eindbe stemming kon bereiken. Waarom moest nu dit verlies onmiddellijk na de zeekabel weer worden opgekrikt? Dit hield verband met een ander fenomeen bij de overdracht van telefoniesignalen, het zogenoemde overspreken. Wanneer telefo- nieverbindingen over een flinke afstand dicht naast elkaar liggen, zal een deel van het signaal 'overlopen' naar de naburige leiding(en). Dat is hinderlijk en bovendien uit privacy-overwegingen ongewenst. Dit laatste slaat op verstaanbaar overspreken; maar dan loopt het inmiddels de spuigaten uit. Lang voordat dit stadium bereikt wordt, zal er alleen sprake zijn van ruis, min of meer hinderlijk achtergrondgeluid. Populair gezegd produceert elke zeemijl een klein beetje ruis, en naarmate de lengte toe neemt groeit ook het ruisaandeel. Maar met elke mijl wordt ook het eigenlijke sig naal steeds zwakker. Het dreigt weg te zin ken in de ruis en de verstaanbaarheid lijdt hieronder. Het signaal dan nog versterken is zinloos, omdat dan ook de ruis mee ver sterkt wordt. Het is dus zaak 'onderweg' de verzwakking niet te hoog te laten oplopen. De versterkers moesten onmiddellijk na de lange onderzeese passage bij wijze van 'spoedeisende hulp' het gesprek weer aan sterken. Dus liever niet in Middelburg, maar direct al in Domburg. Ook in Neder land ging men in 1926 'terug naar de kust'. Intussen waren de eerste twee kabels ge legd, respectievelijk in 1922 en 1924. De eerste bevatte twee aders, de tweede had er al acht. Daarmee konden echter tegelij kertijd meer dan tien gesprekken worden gevoerd. Hierover later meer.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2014 | | pagina 8