5 folk. Uit praktische overwegingen werd aan de Engelse kant gekozen voor het 7 kilo meter noordelijker gelegen Aldeburgh en aan onze kant voor Domburg. De zeekabel zou landinwaarts een voortzetting moeten krijgen in een bovengrondse 'luchtlijn'. Slechts vanuit Domburg was een bestaan de palenroute naar Middelburg aanwezig. Bij een zeekabel zou op de overgang zee kabel/luchtlijn een onderkomen moeten worden gebouwd, een cable hut of kabel huisje, onder andere voor het uitvoeren van metingen bij een kabelstoring. Hiertoe moest men echter aankloppen bij de Rijks bouwmeester. En deze had nog wat in de aanbieding. In 1875 was even ten westen van de be bouwde kom van Domburg aan de voet van de Hoge Hil ten behoeve van het Loodswezen een kustlicht geplaatst, een zogenoemde verklikker. Dit was een sec- torlicht dat in de monding van de Wester- schelde een punt markeerde in de aanloop naar het Oostgat. Het huisje, waarin op de bovenverdieping het licht was aange bracht, diende overigens ook als woning van de lichtwachter. Het verkreeg in een later stadium een aanbouw die als olie opslagplaats werd gebruikt. Kort na 1900 was de verlichting overgegaan op het zo genoemde Pintsch-gas, waardoor deze op slagplaats niet meer werd gebruikt. De ruimte was als kabelhuisje acceptabel en de positie ervan was niet ongunstig ten op zichte van de in 1906 aangelegde palen route langs de trambaan naar Middelburg. Tussen de verklikker en het tramstation werd alvast een korte palenroute aange bracht. Vrijwel het gehele noorderstrand van Wal cheren was voor een aanlanding in aan merking gekomen. De afstand tot Alde burgh varieerde hiertussen 146 en 151 kilometer. Geconcludeerd moet worden dat de definitieve keuze voor de plaats van aanlanding mede verband hield met de toevallige aanwezigheid van een geschikte ruimte - in rijkseigendom - die als kabel huisje zou kunnen dienen. Intussen was de Eerste Wereldoorlog uit- De 'verklikker' Domburg stond aan de binnen kant van de Hoge Hil. Het sectorlicht, dat deel uitmaakte van de bebakening van de Monden van de Westerschelde, bevond zich in de linker zijgevel. Daaronder, in een aanbouw, de voor malige olieopslagplaats, waar de eerste Engelse zeekabel en later ook de tweede kabel werden ingevoerd. Tussen dit 'kabelhuisje' en het later gebouwde versterkerstation werd een Krarup- kabel met 14 dubbeldraden gelegd, (coll. A.C. de Bruin) gebroken, waardoor het leggen van de zeekabel moest worden uitgesteld. De in middels gereedgekomen kabel werd door de Engelsen tijdens de oorlog elders ge legd. In 1920 werden de onderhandelingen heropend. Besloten werd voor de route net zo'n kabel te gebruiken als die welke in 1913 was gelegd tussen Engeland en Ier land. Deze was iets lichter dan de oor spronkelijk bestelde kabel. De wat hoger uitvallende demping zou gemakkelijk ge compenseerd kunnen worden door middel

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2014 | | pagina 7