Een heerlijk buitenverblijf Het Huis te Meliskerke, ambachtsherenhuis en buitenplaats Iets ten zuidoosten van het dorp Melisker ke, aan de huidige Kaasboerweg, stond in vroeger tijden een huis dat wel als het Kasteel van Meliskerke werd aangeduid. Dit huis was verbonden met de ambachts heerlijkheid van die naam, waarover in een vorige Wete reeds is bericht.' In deze bij drage ga ik in op het huis zelf. Een officiële naam had het niet; in de bronnen komt het voor als kasteel of huis, of als buitenplaats van de ambachtsheer. Het Huis te Meliskerke dateerde van het begin van de zeventiende eeuw en is tijdens zijn hele bestaan eigendom ge weest van de ambachtsheren en -vrouwen van de gelijknamige heerlijkheid. Volgens de geschiedschrijver Jacob van Grijpsker- ke in zijn boek 't Graafschap Zeeland (1653) kwam het huis uit het bezit van de familie Van Meliskerke. Het zou nadien naar de familie Van Bourgondië zijn ge gaan en uiteindelijk in handen zijn geko men van Maximiliaen van Bourgondië, die op het eiland en elders zeer veel grond en hofsteden bezat. Uit zijn nalatenschap zou behalve de heerlijkheid ook een daarin staand huis zijn verkocht.2 Uit de lokale blok- en veldnamen blijkt ech ter niets van een adellijk, riddermatig of anderszins belangrijk gebouw op de plaats van het latere buitentje: het stond in het zogeheten blok waar de Nisseput in ligt. Dit was een waterput iets ten noordwesten van het huis. Ook elders in de heerlijkheid zijn geen zestiende-eeuwse namen te vin den die wijzen op een belangrijk gebouw. Als daar ergens een bijzonder object stond, zeker zoiets als het huis van de am bachtsheer, dan zou dat toch moeten blij ken uit de lokale namen. Op het beroemde panorama van Walcheren door Antoon van Wijngaarden (ca. 1550) is er evenmin iets te zien van een bijzonder gebouw bij Meliskerke. Misschien was het bedoelde huis dus niet meer dan een doodgewone boerderij die eigendom was van de am bachtsheer, en niet een kasteelachtige hof stede waar die heer zelf op woonde. Ambachtsherenhuis De eerste bekende eigenaar van een hof stede op de plek van de latere buitenplaats is Pier Heyne Mercx, die deze had verwor ven van de weduwe van Jan Pancraes. Volgens de overloper uit 1584 gebruikte hij de hoeve zelf en hij was dus zeer waar schijnlijk een boer.3 In 1619 werd er een nieuwe inventarisatie van de grondeigenaren gemaakt en vast gelegd in een overloper, en die noemt de heer Nicolaes de Vrieze als eigenaar van de hofstede, met daarbij de aantekening dat deze hem overgenomen had van Pie- ter Heyndricx. Deze was mogelijk dezelfde als degene die in de vorige overloper voor komt als eigenaar. Christiaen de Meyer be woonde de hofstede. Het feit dat de eigenaar de hofstede niet zelf bewoonde maar kennelijk verpacht had, wil nog niet zeggen dat hij hem ook als buitenverblijf gebruikte. Dit lijkt hier echter wel het geval geweest te zijn: De Vrieze bezat namelijk enkele aangrenzen de percelen, een daarvan "wesende een dreve, afgedolven van diversche stucken".5 Dit was de dreef die vanaf het herenhuis van de hofstede naar het noordoosten liep en daar aansloot op de openbare weg. Een dreef of laan was voor een gewone boerderij in deze tijd niet gebruikelijk; als

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2010 | | pagina 5