Nieuwe uitgaven
45
'k heleze
Bromsnor in Zeeland
De inzet van de politie in onze samen
leving is een belangrijk onderwerp van ge
sprek: meer blauw op straat, de wijkagent
en handhaving van verkeersregels. In de
'goeie ouwe tijd' was het eigenlijk niet an
ders. Het politieapparaat was wel anders
georganiseerd. Vóór 1943 waren er de
Rijksveldwacht en de Gemeenteveldwacht.
Die laatste roept in onze tijd nog steeds
herinneringen op aan de televisieserie
Swiebertje. Veldwachter Bromsnor was
een plichtsgetrouwe gezagsdienaar die
zijn burgemeester diende en die het voort
durend aan de stok had met de hoofdper
soon van de serie, die graag kattenkwaad
uithaalde.
Het was dan ook niet moeilijk voor Albert
Kort om een titel te bedenken voor zijn
boek over de geschiedenis van de ge
meenteveldwacht in Zeeland over de peri
ode 1795-1943. Deze geschiedenisleraar
heeft zeer gedreven jarenlang onderzoek
gedaan in de archieven in Zeeland. De
interesse voor dit onderwerp heeft hij niet
alleen als historicus, maar die zit ook in
zijn genen, want opa Kort was politieman
te Goes.
De functie van veldwachter was een uitvin
ding van de Fransen. Op het platteland
werden functionarissen aangesteld die ver
antwoordelijk waren voor de handhaving
van de openbare orde en die vooral de ge
wassen te velde in de gaten moesten hou
den. Zoals zoveel zaken die de Fransen
tijdens de bezetting van ons land hebben
geïntroduceerd, was de garde champêtre
een blijvertje. Iedere landelijke gemeente
moest een veldwachter hebben, kleinere
gemeenten mochten zo'n persoon delen.
De veldwachters werden benoemd door de
commissaris van de koning(in), maar hun
directe chef was de burgemeester. In het
dorp waar hij werkzaam was, kenden vrij
wel alle dorpelingen hem van nabij en hij
kende iedereen.
Een veldwachter had een uitgebreid taken
pakket: niet alleen handhaving van de wet,
maar ook het innen van de plaatselijke be
lastingen, assistentie bij de armenzorg en
het verspreiden van plaatselijk nieuws. In
de praktijk waren ze vaak de knechtjes van
de burgemeester.
Interessant is of het beeld dat wij van veld
wachters hebben door televisieseries, films
en boeken klopt met de praktijk die Kort zo
uitgebreid heeft onderzocht. In zijn boek
belicht de auteur elf veldwachters. Onder
hen de Veerse veldwachter Jacobus
Willem Perrels (1864-1931), die overigens
niet het stereotype van een bromsnor was.
Perrels was een erudiete man die aan de
wieg stond van de Veerse Oudheidskamer.
De andere geportretteerden zijn ook geen
stereotype karakters. Het enige dat zij al
len gemeen hebben zijn hun snorren (en
baarden) en hun uniformen met twee rijen
metalen knopen. De kleur van hun dienst
kleding was donkerblauw, maar dat zie je
natuurlijk niet in het boek omdat de oude
foto's zwart-wit zijn.
Het werk van de veldwachter wordt in het
boek uitputtend beschreven. Niet alleen
hun uitgebreide takenpakket, ook hun
eigen gedragingen worden onder de loep
genomen: dronkenschap, bijbaantjes, con
flicten met (arrogante) burgemeesters en
zovoorts. De functie werd over het alge
meen laag betaald, in Zeeland zelfs lager
dan in de andere provincies. In 1909 ver-