10
overeen met de gemiddelde opbrengst van
de gebruikelijke jaarlijkse veilingen.23
Uit het kadastraal minuutplan uit 1812 is af
te leiden dat de indrukwekkende oprijlaan
vanaf de kerk naar het huis toen was ge
rooid en verkaveld. Zelfs het tracé ervan is
niet meer te herkennen. De bomen langs
deze laan zullen zich ongetwijfeld bevon
den hebben onder de grote hoe
veelheden hout die in de ge
noemde jaren werden geveild.
Ook een deel van het bos met
lanen dat op de kaart van Hat-
tinga te zien is, zal toen gesneu
veld zijn.
Wel bleef De Bruyn het huis nog
als buitenverblijf gebruiken, ge
tuige ook een veiling van de in
boedel die na zijn dood werd ge
houden. Onder de hamer kwa
men toen "allerhande meubilaire
goederen, bestaande in kassen,
cabinetten, ledicanten, bedden,
kussens, dekens, porceleyn,
tafels, stoelen, koper, tin en
metaal".24
Na het overlijden van zijn vader
in 1799 erfde Johannes Jacobus
Leydekker de Bruyn (1751-
1811) de heerlijkheden en de
buitenplaats. Hij was raad van
Goes en gecommitteerde in de
Rekenkamer van Zeeland. Bij
gelegenheid van zijn vijftigste
verjaardag in 1801 schonk hij
aan de kerk van Meliskerke een
zilveren doopvont. Het was een tijd waarin
ambachtsheerlijke rechten officieel waren
afgeschaft maar door een harde kern van
Zeeuwse heren nog heftig werden verde
digd. De schenking moet zeer waarschijn
lijk in dat licht worden bezien: als een on-
het hof, maar in 1793 hield De Bruyn er
twee: een in februari en een, zoals gebrui
kelijk, in oktober. In het volgende jaar von
den er zelfs drie veilingen plaats. De op
brengsten varieerden van 280 tot 390
Vlaamse pond per keer, met als nabrander
nog de decemberveiling met een opbrengst
van 130 pond. Dit laatste bedrag komt
Op de kadastrale minuutplan van 1812 (Melis
kerke sectie D) is de vorm van het perceel van
het kasteel met daarboven de boerderij goed te
zien. In rood is het huidige tracé van de Kaas-
boerweg geprojecteerd. (Reconstructie m.b.v.
Zeeuws Archief, Kadastrale plans, inv.nr. 1207).