Bijna verdronken
Bezoek van de Duitse kunstena
Albrecht Dürer aan Walcheren
11
We schrijven 10 december 1520: "...maar
toen ik in Arnemuiden aankwam, trof me
een groot ongeluk... Degenen die aan de
oever stonden, hadden ons al opgegeven."
Deze woorden lezen we in het dagboek
dat een van de grootste kunstenaars uit de
renaissance bijhield tijdens zijn reis naar
de Nederlanden. Zijn bezoek aan Zeeland
was er een toevallig onderdeel van.
Het had maar een haar gescheeld of
Albrecht Dürer was 'bij ons' op Walcheren
verdronken. Zijn trip naar Zeeland zou ook
nog een vervelend staartje krijgen.
De kunstenaar
Albrecht Dürer werd in 1471 geboren in
het Beierse Neurenberg. Hoewel hij veel
reisde, zou Neurenberg tot zijn dood in
1528 zijn thuishaven blijven.
Aanvankelijk was het de bedoeling dat
Albrecht net als zijn vader goudsmid zou
worden, maar dat liep geheel anders. Hij
zou uitgroeien tot beroemd tekenaar, grafi
cus, schilder en schrijver. Ten noorden van
de Alpen was hij misschien wel de groot
ste kunstenaar van zijn tijd.
Veel grote artiesten worden pas beroemd,
of beter gezegd gewaardeerd, na hun
dood. Albrecht Dürer echter was in zijn tijd
reeds een bekendheid, uiteraard met
name in de hogere kringen. Hij was een
vernieuwer, een grensverlegger, die de
ontwikkeling van zijn tak van kunst een
flinke duw vooruit gaf.
Dürer was een zachtmoedig man met het
hart op de juiste plaats. Hij ging met ieder
een om, van hoog tot laag, en hij was gul
en sociaal bewogen.
Van het enorme oeuvre dat deze meester
ons naliet, kunnen we vijfhonderd jaar na
dato nog altijd in veel musea genieten. De
hoge kwaliteit van zijn werk blijkt ook uit de
huidige handelswaarde ervan.
De reis en het dagboek
Dürer maakte vanuit 'zijn' Neurenberg de
Albrecht Dürer, zelfportret op 26-jarige leeftijd,
1498. Museo del Prado, Madrid, (internet)
reis naar de Nederlanden samen met zijn
vrouw Agnes Frey en een dienstmeid.
Hoofddoel van de reis was een bezoek
aan Aken en Antwerpen.
Dürer ging om twee redenen naar Aken.
Van keizer Maximiliaan kreeg hij een jaar
lijkse vergoeding. Na de dood van deze
vorst was het allerminst zeker of de tege
moetkoming zou worden voortgezet. Daar
om moest Maximiliaans opvolger, Karei de