welgestelde mensen zilveren tabakspotten,
pijpenwroeters, pijpenstoppers, pijpenkop
beschermers en tondel- en snuifdozen.
In het boek Nederlands Klein Zilver en
schepwerk (1650-1880) van B.W.G. Wtte-
waall (1994) wordt beschreven waaraan
een zilveren snuifdoos moest voldoen.
Wttewaall schrijft: "Aan de hand van de
Als gevolg van de aanleg van het Kanaal door
Walcheren in de jaren rond 1870 dwars door de
zuidelijke bolwerken van Middelburg kwam de
molen buiten het stadscentrum te staan. Op
deze prentbriefkaart is de vorm van het bolwerk
waarop de molen stond nog goed te zien.
(Zeeuws Archief, Historisch-topografische atlas
Middelburg, nr. HTAM-P-0792)
regels van de etiquette die waren voorge
schreven bij het gebruik van een snuif
doos, kan men afleiden welke eigenschap
pen zo'n doos moet hebben. Voor het ne
men van een snuifje hield men de doos
vast in de linkerhand, lichtte met de rech
terhand het deksel en nam tussen rechter
duim en wijsvinger een weinig snuiftabak
om naar de neus te brengen. Het deksel
moet dus scharnierend met de doos ver
bonden zijn en makkelijk te openen, waar
na de rechterhand vrij is om een 'prise'
(snuifje) te nemen. Verder mag het doosje
niet te groot zijn, het moet makkelijk in de
kleding kunnen worden geborgen. Ook
mag het niet te diep of te smal zijn, terwijl
het deksel goed moet sluiten om te voor
komen dat de geur van de snuif verloren
gaat."
Er zijn schitterende exemplaren gemaakt,
ook door Walcherse zilversmeden. Op Wal
cheren gebruikten de mannen meestal een
langwerpig zilveren doosje en de vrouwen
een van paarlemoer met zilveren randen.
De eerdergenoemde Geschiere senior had
altijd twee zilveren snuifdozen bij zich. De
ene was gevuld met witte zinkingssnuif en
de andere met zwarte snuiftabak.
Frans van den Driest