mocht hij niet meer dan drie stuivers per pint vragen. Verder stond er ook nadrukke lijk bij dat "hij geen gelagen sal mogen set ten". Dat betekende dat er geen samen komsten gehouden mochten worden waar overmatig alcohol werd geschonken. Drinkgelagen Blijkbaar hield binnenvader Cornelis van Loysen zich niet aan artikel 7 waar staat dat het verboden was drinkgelagen te hou den. In 1747 werd zijn jaarsalaris met een halfjaar gekort omdat zijn toezicht op de gevangenen te wensen overliet. Hij zou zich meer met het schenken van geestrijk vocht hebben beziggehouden dan met het toezicht op de gevangenen. Van Loysen moest in november 1756 op het matje komen omdat vijf gevangenen waren ontsnapt en omdat weer de klacht van het zetten van drinkgelagen op de proppen kwam. Een commissie, gekozen uit het stadsbe stuur, deed onderzoek en bracht in kaart hoeveel wijn er van 1 oktober 1753 tot ulti mo september 1754 was "verconsumeerd". In totaal waren dat "15 oxhoofden en 5 stoopen". Als je bedenkt dat de inhoud van een okshoofd ruim 230 liter is en de in houd van een stoop twee liter, komt dat op een totaal van ruim 3.460 liter wijn. Van 1 oktober 1754 tot ultimo september 1755 waren er 13 okshoofden en 66 sto pen genuttigd. Het totaal bedraagt die pe riode dus ruim 3.120 liter. En van 1 okto ber 1755 tot ultimo september 1756 waren het 8 okshoofden en 84 stopen, wat neer komt op ruim 2.000 liter wijn. Helaas is niet bekend hoeveel gevangenen er destijds waren, dus ook het aantal liters per gevangene is niet bekend. Voor de commissie was het duidelijk dat er tijdens die jaren zuippartijen waren geweest. De binnenvader ontkende dat ook niet, maar hij beriep zich op zijn voorgangers, die dat eveneens hadden gedaan. Toch durfden de edelachtbare heren het schenken van wijn niet helemaal te verbie den. Het drinken van wijn was tijdens ker missen, op hoogtijdagen en dagen waarop een executie was voltrokken - blijkbaar ge rekend tot de feestelijke gelegenheden - altijd al oogluikend toegestaan, mede om dat "sulx van ouds" gebruikelijk was. Dat de gevangene af en toe een glas wijn dronk was dus geen probleem. Maar van een drinkgelag kon geen sprake meer zijn. Huis van "tuchte en droefheid" Men kan zich afvragen of het tuchthuis on der binnenvader Cornelis van Loysen wel een huis van "tuchte en droefheid" was. Misschien was "tuchte en droefheid" een reden om af en toe uit de band te springen om dit voor even te vergeten. Blijkbaar werden drinkgelagen op Walche ren vergeleken met wat zich in de achttien de eeuw in het tuchthuis in Middelburg had afgespeeld. Het was zeker geen reclame als er werd gezegd: ze zupe daer as in 't rasp'u us. Frans van den Driest Geraadpleegde boeken: - M. Smallegange, 'Nieuwe Cronyk van Zee land', Middelburg 1696. - D.G. van Teijlingen, 'Eenige bladen uit de geschiedenis van het oude tuchthuis te Middel burg' in: Archief, deel V van het Zeeuwsch Ge nootschap der Wetenschappen, 1883.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2010 | | pagina 40