Walchersche Arkadia over Boesschot: "die na schipbreuk geleden, en eene oogschijn- lijke dood voor't land ontworstelt te heb ben, hier zyne rust en verlustinge zoekt." Een dapper luctor et emergo-verhaal, lijkt het. Boesschot overleed in 1733. In de periode 1741-1755 was de weduwe Boesschot eigenaresse van Westerwijk. Hoewel, in het zogeheten Vergaarboek van de Westwatering van Walcheren, dat vanaf 1713 door de Polder Walcheren werd bij gehouden, merken we een vreemde trans actie op tussen enerzijds Catharina en an derzijds haar kersverse schoonzoon Nico- laas Carel van Hoorn van Burgh. Nicolaas was overigens net in het huwelijksbootje gestapt met zijn nicht Constantia Suzanna, dochter van Catharina van de Putte. In mei 1745 kocht Nicolaas buitenplaats Wester wijk van zijn schoonmoeder; in december van dat jaar, slechts zeven maanden later, verkocht hij object weer aan haar. Waar om? Was Westerwijk in vervallen staat en leek het bij nader inzien toch beter om een splinternieuw herenhuis te bouwen? Moge lijk, want op de plek van de boomgaard van Westerbeek liet Catharina in 1745 het Huis Moesbosch bouwen voor haar doch ter en schoonzoon. Die villa staat trouwens nog altijd te pronken op deze plek. Is de conclusie gerechtvaardigd dat buitenplaats Westerwijk werd ontmanteld, zo rond 1745? Vermoedelijk wel, want de gebroe ders Hattinga vermelden op hun Walche- renkaart uit 1750 geen buitenplaats meer aan de Dishoekseweg. Wat overblijft is de boerderij van Westerwijk. Rijke boeren en een notaris Op 7 maart 1755, twee jaar voor haar dood, verkocht de weduwe Boesschot-van de Putte haar boerderij en de bijbehorende percelen land aan Cornelis Pietersen de Voogd. In 1778 erfde Jacobus Haak de boerderij en de grond eromheen, zo'n 27 hectare in omvang. Haak was getrouwd met een dochter van De Voogd, Johanna Cornelia. Toen beide echtelieden waren overleden, erfden de broers Pieter en Cornelis Haak Westerwijk in 1809. Blijkbaar had Pieter weinig trek in een boerenbestaan, want hij liet zich direct uitkopen, waardoor het ge heel in handen kwam van Cornelis. Tot 1825 zou Westerwijk in handen blijven van de vermogende landliedenfamilies De Voogd en Haak. Na het eerste kwart van de negentiende eeuw ontmoeten we een interessant per soon: Lieven de Jonge Borgerhoff. Deze Vlissingse notaris kocht - we mogen aan nemen als belegging - Westerwijk in 1825 van Cornelis Haak. Vermoedelijk was Haak financieel in zwaar weer gekomen; hij bleef op zijn boerderij wonen, nu echter als pachter van de notaris. Zo'n honderd jaar later zou zich een identieke situatie voor doen. Borgerhoff heeft 38 jaar het notarisambt uitgeoefend. Op twintigjarige leeftijd had Lieven zijn benoeming al op zak. Na zijn notariscarrière was hij nog lang niet moe. Hij ging de plaatselijke politiek in. Waar an deren het rustig aan zouden doen, schopte Borgerhoff het in de herfst van zijn leven nog tot wethouder van zijn woonplaats Vlissingen. In zijn successiememorie, na zijn dood in 1848 opgemaakt, kunnen we lezen dat De Jonge Borgerhoffs huis en kantoor aan de Pottekaai in de Scheldestad stonden. In Koudekerke was hij eigenaar van de Zui derhoeve (zie De Wete, 2003, nr. 2), een boerderij die nog steeds bestaat en ook

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2010 | | pagina 34