een horizontale naad zichtbaar waar een
nieuw steenstuk begint.
Een schetsblad uit 1857 van Cornelis
Springer geeft beschadigingen weer aan
het sculptuur van Adolf van Bourgondië.
Beide handen en zeifs een deel van de
rechteronderarm zijn niet meer aanwezig.
Ook pastoor J. van der Horst klaagt in
1864 publiekelijk over de "verminkte beel
den der markiezen van Veere". Pas in
1885/'86 vond een restauratie plaats,
waarbij het in dit geval mogelijk ging om
het aanzetten van delen van armen en
benen. Op verschillende foto's uit 1931 van
de stadhuisbeelden op de gevel zijn deze
armen namelijk duidelijk zichtbaar aanwe
zig en moeten dus dateren van vóór 1931.
In 1931 verkeerde het beeldhouwwerk
weer in "een deplorabele toestand" en
waren de baldakijnen nog slechts fragmen
tarisch aanwezig. De verschillende gebro
ken en afgebroken delen van de natuur
steen zijn na afname van de gevel verlijmd
met gips, en ontbrekende delen (plooival
len en lacunes) zijn daarmee ook plastisch
aangevuld. De gebruikte ijzeren doken zijn
nu behoorlijk gecorrodeerd, met als gevolg
dat het gips is gebarsten en afgebrokkeld.
Na de gipsrestauratie is er duidelijk nog
een laatste restauratieronde geweest met
cementmortel.
De gebruikte steen is vermoedelijk een
Avesnes-steen, afkomstig uit de groeven
aan de noordwestelijke grens van Frankrijk
en België. In het onderzochte beeld is
zichtbaar dat het oppervlak van de
gebeeldhouwde steen bestaat uit een har
dere schil van een paar millimeter, waar
achter zich op een aantal punten verzwak
te zones bevinden die sterk verzand zijn.
Hierdoor is de steen zeer fragiel geworden
en kan het zeer fijn gebeeldhouwde opper
vlak bij aanraking verkruimelen. Het opper
vlak vertoont al een aantal geërodeerde
zones waar sprake is van een lacune. De
hardere buitenste schil en dus de gebeeld
houwde informatie is daar weg.
Voordat de beelden van de muur gehaald
worden, moet de natuursteen geconsoli
deerd worden en plaatselijk worden ont-
zout. Daarna zal microscopisch onderzoek
de polychrome afwerking met vergulding in
kaart brengen. Analyses van de verf kun
nen vertellen over de gebruikte materialen.
Daarnaast zal het afbrokkelende gips,
waarop vaak cement zit, en het dokenma
teriaal, vastzittend in de originele steen,
dienen te worden verwijderd.
De consequentie van deze ingrepen zal
zijn dat er incomplete sculpturen overblij
ven. Vormreconstructie door middel van op
kleur gebrachte kalkmortel kan alleen wor
den toegepast waar de precieze inhoud en
omvang van de lacune bekend zijn. Hier
toe dient men dan wel te beschikken over
direct vergelijkingsmateriaal, waarnaar,
zoals eerder vermeld, onderzoek dient te
worden verricht. Maar ook als er direct ver
gelijkingsmateriaal boven water komt, zal
het de vraag blijven of de gevonden gege
vens iets opleveren wat van belang is voor
de, gedeeltelijke, completering van de
zeven sculpturen. Een belangrijk uitgangs
punt bij een completering van de stadhuis-
beelden van Veere zal steeds dienen te
zijn dat de reeks als ensemble leesbaar
blijft en samenhang heeft. De restaurato
ren zullen hierbij, naast hun eigen specifie
ke expertise, veel stijlgevoel en kennis van
vormgeving moeten hebben. Als niet wordt
gekozen voor een completering, dan zal er
moeten worden gezocht naar een bevredi
gende manier waarop de sculpturen kun-