ken. Om zeven uren was de ontsluiting vol
komen, en het hoofdje lag los in het bek
ken. Ik brak het vlies, en het vocht ontlast
zijnde, hoopte ik op een spoedige verlos
sing. Maar ik werd teleurgesteld in mijne
verwachting. Het was tien uren toen de
vrouw verloste van een gezonden en
levenden zoon. De vrouw vermoeid en
maar zwak zijnde liet ik haar stil liggen. Zij
kreeg een flaauwte, maar dit herstelde
spoedig. Ik bevond eenige vloed. Ik gaf
haar vijf druppels van het Liquor Stipticus
met vijf druppels Laudanum in een thee
kopje met water en suiker in. Wekte door
wrijving de baarmoeder tot zamentrekking
op. De vloed was verder van geen belang.
En, hoewel er geene flaauwtens zich meer
opdeden, zo was de vrouw evenwel zwak
jes. En ik vreesde dat er nog meer mogten
ontstaan."
Cornells Lurkus
Omdat de vroedvrouw niet gerust was op
een goede afloop besloot ze om "den Heer
Lurkus te laten halen, niet als vroedmees-
ter maar als praktizijn, ten einde de vrouw
een hartsterkend drankje te geven." Lurkus
kwam echter niet opdagen en liet het
medicijn door een loopjongen bezorgen.
De vroedvrouw pikte dit niet en deed voor
de tweede keer een dringend beroep op
Lurkus om zelf te komen. Dit keer had ze
succes. "Nu kwam hij. Ik zeide hem hoe
het gegaan was, hoe het nu was en waar
om ik om hem gezonden had. Hij voelde
den pols, betastte den buik, en zeide vol
verwondering, dat de nageboorte er nog
niet was, dat ik die ten eersten moest
halen. Ik beweerde het tegendeel. Hij haal
de, zeide hij, die altoos ten eersten na het
kind. Ik zeide die te zullen halen als het tijd
was, maar dat het zonder gevaar van
bloedstorting nu niet kon gebeuren. Hij
zeide: als ik het niet direct deed, dat de
vrouw zou sterven. Ik beweerde het tegen
deel en zeide: niet voor 100 rijksdaalders,
want dat dan haar leven in gevaar was. Hij
klopte op zijn borst en nam dat voor zijne
rekening. Ik zeide als hij dat doen wilde, de
vrouw zou sterven. Nu voelde hij den pols
en zeide dat de streng gebroken was. Ik
zeide dat hij het dan gedaan had, alzo ik
niets daar aan gedaan had. Ik onderzocht
het, maar dezelve was niet gebroken. De
vrouw, die present was, zeide dat zij pijn in
haar rug kreeg. De baarmoeder trok zich
meer samen en de koek was binnen dezel
ve geheel besloten.
Nu zeide Lurkus, dat ik de nageboorte
moest halen, of dat hij het zou doen. Ik
zeide dat geduld en de werking der natuur
hem zou te voorschijn brengen, en dat hij
een hartsterkend middel zou geven; maar
dat gebeurde niet. Hij ging niet heen, maar
wat ik ook zeide, de nageboorte moest ge
haald worden. Hij ging aan het bed, maar
de vrouw wilde het niet hebben. Zij zeide:
dan zal ik sterven. Hij zei: neen, ik zal u
helpen, anders zult gij sterven. De vrouw,
en bijzijnden, zweegen. Het is, en was
moeielijk voor onkundigen, om tusschen
ons te kiezen. Er heerscht toch nog altijd
een vooroordeel omtrent de haling der na
geboorte. Hij ging op het bed. Het zal nu
half elf, of wel kwart voor elf zijn geweest.
Hij ging aan het werk, en de vrouw aan het
kermen en schreeuwen. Hij: Allooi Zet de
kin in de borst, en perst nu maar. Zij, ach!
Ik kan niet meer. Hij: Toe! De donder, toe!
Doe Uw best, tot driemaal toe. De vrouw:
Ach, mijnheer, vloekt niet zoo, ik sterf. Hij:
Neen! Neen! Gij sterft niet, ik laat geen
menschen sterven. Ik zal U helpen. De
vrouw: Ach! Laat mij liggen. Ik kan geen