Er is namelijk, zo vertelde de heer P. Joziasse, een weel geweest ten zuiden van de Boshoekweg, bijna recht tegenover de plek waar de Walekotsweg erop uit komt. Het was een ronde put, met aan de zuidkant een vier a vijf meter brede sloot die erop uitkwam en die verder naar het zuiden toe al snel veel smaller werd. Hier is duidelijk de ringdijk (de Boshoekweg) doorgebroken. Maar de plek komt niet overeen met de door mij (in het vorige arti kel) veronderstelde doorbraak, tussen Hof ter Mee en Huis ter Mee. Die veronderstel ling was dus onjuist. Een erg interessante reactie kreeg ik van de heer A. Maljaars uit Vrouwenpolder. Hij denkt dat de oude uitmonding van de Zoe- tendaalse sprink, overheen de latere Oost kapelseweg in de richting van Huis ter Mee, niet zozeer weggevaagd is door een inbraak van de zee (zoals ik dacht) maar simpelweg verzand is toen het omliggende terrein opslibde. Dat is heel goed mogelijk; de aanleg van de Oostkapelseweg als ver dedigende dijk zal dan in een eerdere fase van de geschiedenis zijn gebeurd. In de tijd dat er in die omgeving nog voor namelijk schorren lagen, zal de verbin dingsweg tussen Serooskerke en Oostka- pelle niet de Oostkapelseweg geweest zijn, maar de Kievitshoekweg. Die wordt in de overloper van de polder Walcheren van 1584 aangeduid als een 'herenweg', wat meestal voor hoofdwegen gebruikt werd. De Oostkapelseweg zal destijds niet ver der naar het noorden gelopen hebben dan tot het zandbaantje achter het wagenhuis van de Stenen Hoeve van de familie San- derse. Dit baantje of wegeling liep naar het oosten naar de Kleine Putweg toe, precies in het verlengde ervan. In de oudste tekst over Serooskerke uit 1207 komt een weg voor en dat zou dan heel goed de Oostkapelseweg kunnen zijn, die destijds dus korter was dan tegenwoor dig. De sloot die volgens die tekst aan die weg grenst of raakt, zou de brede sloot geweest kunnen zijn waarop later het fiets pad aan de westkant van de Oostkapelse weg is gelegd. Het slotgedeelte van de tekst luidt: 'Genoemde parochianen Hugo, Randolf en Alard Knapen en de anderen die wonen tussen het water dat E ge noemd wordt en de voorschreven weg, die zoals gezegd, reikt tot aan de begraaf plaats van het dorp Serooskerke, mogen in Serooskerke ter kerke gaan.' Zou het kun nen, vraagt Maljaars zich af, dat Hugo, Randolf en Alard Knapen ten westen van de Oostkapelseweg woonden? De overi gen die naar Serooskerke mochten kerk- gaan en die niet met name genoemd wor den, woonden dan tussen de Oostkapelse weg en de E - en daarmee is duidelijk de Brouwerssprink bedoeld - aan de oostzij de. Dat zou onder meer kunnen betekenen dat het gebied tussen de Oostkapelseweg en de Zoetendaalse sprink destijds nog schaars bewoond was - er worden maar drie gezinshoofden genoemd. Kwam dat doordat de Zoetendaalse sprink, die waar schijnlijk dus Tumet heette en later nog 'hoofdwatergang', hier vrij dichtbij lag zodat er bij hevige regenval gevaar was voor overstroming?" Aldus Jan Zwemer.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2006 | | pagina 48