stantie, zoals't Bosje van Metis. Franckes- bos, 't Vlissingse bos in Oostkapelle dat eigendom was van de stad Vlissingen, ]t Gasthuisbos in Serooskerke dat eigendom was van het Gasthuis te Middelburg, het Lentesbos in Westkapelle dat herinnert aan de naam van de aanplanter, een nota ris Lente; - de ligging tegenover een of ander beschouwingspunt, bijvoorbeeld noordbos, achterste bos, overbos, binnenbos, eerste tweede bos, misschien ook 't Verloren Bos (Domburg); - een landschappelijk verschijnsel op het grondgebied of in de onmiddellijke omge ving: witte paalbos, galgenveldbos, vijver- bos; - de voormalige toestand: broekbos, moer- bos; - een vormkenmerk: ronde bos, haaibos, geerbos, bijlbos; - vogels die er huizen: kraaienbos, ekster- bos, duvenbos (Vrouwenpolder); - een anekdote: krakeeibos, twistbos, schandebos. In het verklarende deel van de verschillen de afleveringen van de Walcherse veldna- menreeks worden de toponiemen behan deld naar benoemingsmotieven, waarvoor de term 'categorieën' wordt gebruikt. Alles bijeen worden, in navolging van Schönfeld, veertien zulke motiefcategorieën onder scheiden. Dat aantal is nog te overzien, maar veel van die categorieën zijn wel heel ruim gedefinieerd, zodat daarbinnen nog een behoorlijke verscheidenheid aan specifieke motieven wordt waargenomen. Een voorbeeld: de categorie ligging. - Percelen kunnen genoemd zijn naar hun ligging binnen een nederzetting, in casu dorp of gehucht: Aegtekerkse bos, Pop- pendamme, Lêêuwendamme, Baoienhove, Westhove, Kerkhove, Nieuwhove, Klevers- kerke; namen met het oude voorzetsel ter (zeldzaam op Walcheren, bijvoorbeeld Ter Bottinge). - Percelen kunnen genoemd zijn naar hun plaats binnen een complex, gezien vanuit een bepaald beschouwingspunt: alle namen met achterste, middelste, voorste alsook veel namen met de plaatsbepalen de voorzetsels in D'achterste weie in De Pekelienge, In de Koekoek, In den Hoek, In 't Löödhol). Opmerking: in kan ook 'langs' betekenen, bijvoorbeeld In de Nieu we Wegt, Land in 't Wegje, en 'op' {Op Jorem, Op den Hoek, Op den Brommer). Hierbij horen ook toponiemen met voorbe- palend rangtelwoord: eerste, tweede... - Naar hun positie ten opzichte van een ander fenomeen in het landschap, dat als oriëntatiepunt dienst doet: alle namen met aan {An de Plattewegt, Aen de Braem- wegt), achter {Achter de schuur, Achter 't 'Ekken), tegen Tegen de Berg, Tegen de Zanddreefweie), langs Langs de Baene, Langs de Sprienke), bij (bie) Bie 't Hof, Bie Eendenoord), over {Over de Lijn, Over de Wegt), naast {Naest de Begraefplekke), en namen die enkel dat referentie-feno meen benoemen, zonder voorzetsel dat de aard van de ruimtelijke relatie verduidelijkt, bijvoorbeeld de vele samenstellingen met baan, bakkeet, hof, voordeur (Voordeur- weie) en de enkelvoudige namen die uit dergelijke woorden bestaan: 't Baentje, 't Wegeiink, 't Aflat. de Kalverdreve, 't Duve- kot. Dat oriëntatiepunt kan van alles zijn: een ander perceel, een weg (ook Stêêne- wegt. Lange Padweie), een boom of een boomgroep, een gebouw (boerderij, huis, schuur, afdak, bedrijfsgebouw 't Hofsteed- je, Barakkenweie, 't 'Uus, Steenoven), een

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2006 | | pagina 37