schijnsel ondubbelzinnig te situeren in het
landschap. De actieradius van veldnamen
is veelal beperkt tot één dorp, tot één
gehucht of zelfs tot de bewoners en de
arbeiders van één boerderij. Dat verklaart
meteen waarom veel Walcherse toponie
men verschillende keren voorkomen.
Behalve enkelvoudige veldbenamingen
De veld/mam Over de Lijn (Arnemniden), een
benoemingsmotief in de categorie ligging,
namelijk de positie ten opzichte van een ander
fenomeen in liet landschap dat als oriëntatie
punt dienst doet. (Detail veldnamenkaart
A rnemuidet i/Kleverskerke)
kunnen ook samenstellingen voor bijvoor
beeld soorten akkers of soorten weiden tot
toponiem verstenen: havermeel, boonak
ker, gerstewei, hingstewei, schapenwei.
Benoemingsmotieven
In veel gevallen echter is de categorie-
naam onvoldoende onderscheidend, zodat
een verwijzende uitdrukking met die naam
niet succesvol gebruikt kan worden om
één verschijnsel, bijvoorbeeld een perceel,
te lokaliseren in het landschap. Bijvoor
beeld, in een agrarische ruimte waar talrij
ke percelen voorkomen die behoren tot de
categorie beschreven door de soortnaam
stik, valt één welbepaald 'stik' natuurlijk
niet te identificeren door middel van de uit
drukking 't Stik. De naamgevers kennen
het perceel dan een naam toe die wél
uniek bepalend is. Daarvoor laten ze zich
inspireren door een of ander kenmerk van
het perceel in kwestie dat als differentië
rend wordt gezien. Zo'n eigenschap van
het benoemde waarop de naamgeving
berust, noemen we een benoemingsmo
tief. Ook bij appellatieve naamgeving spe
len benoemingsmotieven een rol, maar het
aantal mogelijke benoemingsmotieven bij
eigennamen is veel gevarieerder dan bij
soortnamen. Bij soortnamen, die immers
categorieën aanduiden, dient zo'n kenmer
kende omstandigheid eigen te zijn aan alle
vertegenwoordigers van de categorie, wat
het aantal mogelijkheden sterk inperkt.
Bossen bijvoorbeeld worden in het soort-
namenlexicon onderverdeeld aan de hand
van subcategoriserende namen op grond
van verschillende kenmerken:
- de boomsoort, bijvoorbeeld wilgenbos,
dorenbos, essenbos;
- de groeiwijze van de bomen, bijvoor
beeld boombos, blokbos, stoofbos, hak-
bos, enzovoorts. Vroeger sprak men ook
van een veldbos voor een stukje natuurlijk
bos op 'veld' of woeste grond, in tegenstel
ling tot een aangeplant bos;
- de bezittende instantie, bijvoorbeeld in
armenbos, dat is eigendom van het arm
bestuur. Zulke soortnamen kunnen in ver
wijzend gebruik evolueren tot eigennamen,
op dezelfde manier als blok, dries, enzo
voorts;
- het reliëf: hoog bos, laag bos, neder-/
neerbos, diep-, hellebos:
- de bodem, bijvoorbeeld Kleibos in Dom
burg, Slikkebos in Vrouwenpolder;
- de eigenaar of vruchtgebruiker. Dat zijn
samenstellingen met een persoonsnaam
of de naam van een grondbezittende in-