en daarom gaan we met zorg de plaatsna men van vroeger verzamelen. Herinnerin gen worden immers gedragen door namen. Een veldwerker is dus een archiva ris van een brok cultureel erfgoed uit de vroegere agrarische samenleving. In de derde plaats worden wij tot verzame len en bewaren aangezet door het besef dat plaatsnamen vaak dragers zijn van informatie uit een verder verwijderd verle den dan wij vanuit onze levende herinne ring kunnen overzien: informatie over de taal. Plaatsnamen - en zeker microtopo niemen - zijn gevormd uit de taal zoals die ter plaatse werd gesproken. Het is vooral aan die historische bewijskracht dat topo niemen hun belang ontlenen voor het wetenschappelijk onderzoek in uiteen lopende disciplines, waaronder de taalkun de, de volkskunde en de historische wetenschappen. Als naamkundige wil ik het grote bestand aan veldnamen dat door de Walcherse veldwerkers is ontsloten, be kijken vanuit een taalkundige invalshoek. Toponiemen als eigennamen Wat de Walcherse veldwerkers verzameld hebben, zijn plaatsnamen of toponiemen, en daardoor behoren ze tot de ruimere categorie van de eigennamen. Hebt u er al eens bij stilgestaan dat eigennamen van een andere aard zijn dan soortnamen, dat die twee soorten namen een verschillende rol vervullen in de communicatie? In de zin "De stad waar we ons bevinden heet Mid delburg" zijn twee namen gebruikt, stad en Middelburg. Je hoeft maar weinig taalkun dige vorming te hebben om te beseffen dat het hier om twee verschillende soorten namen gaat. Waarin dat door iedereen intuïtief aangevoelde verschil nu precies ligt, kunnen we verduidelijken met de vol gende proefzinnetjes. 1a. De plaats waar we ons bevinden heeft de eigenschap een stad te zijn. 1b. De plaats waar we ons bevinden behoort tot de categorie der steden. 2a. De plaats waar we ons bevinden heeft de eigenschap (een) Middelburg te zijn. 2b. De plaats waar we ons bevinden behoort tot de categorie der Middelburgen. De zinnen van het eerste type zijn zonder meer aanvaardbaar, die van het tweede daarentegen klinken absurd. Dat komt doordat stad de naam is van een hele klasse van topografische verschijnselen die een aantal kenmerken delen, terwijl Middelburg slechts één enkel fenomeen aanduidt, namelijk een welbepaalde stad. Met andere woorden, stad is een soort naam (appellatief) en Middelburg een eigennaam (proprium). Het verschil komt hierop neer, dat een soortnaam als stad een gegeven uit de werkelijkheid beschrijft als lid van een categorie, die in principe oneindig veel concrete vertegenwoordigers heeft, terwijl een eigennaam geen be schrijvend maar een verwijzend taalteken is, waarvan we ons bedienen om één indi vidueel object aan te duiden, te identifice ren. Succesvol gebruik van een eigen naam veronderstelt dan ook dat we de naamdrager kennen en weten van zijn bestaan, dat hij als het ware al een 'adres' heeft in ons kennisbestand. Waarom dit korte taalkundige lesje? Omdat de status van de eigennaam als unieke, vaste verwijzer naar één individu eel gegeven gevolgen heeft voor de manier waarop mensen te werk gaan bij het toekennen van eigennamen. Inzicht in die benoemingswijze is onontbeerlijk bij de interpretatie van eigennamen.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2006 | | pagina 34