met de gevlochten draadstop; de pijp die zelfs onder het spreken zijn mond niet ver liet - alleen bij hoge uitzondering! Boven- en ondermeesters Gouka was hét voorbeeld van een boven meester uit het midden van de negentien de eeuw, en hij was ambulant. Dat bete kende dat hij geen eigen klas had, maar in alle lokalen hielp hij trouw met het bewa ren van de orde en verlichtte hij het werk van zijn onderwijzers. Ja, orde wist hij wel af te dwingen. "Zijn lange, benige vingers zaten verduiveld los en konden ongemakkelijk hard aankomen", schreef een van zijn leerlingen mij lang geleden. De school stond dan ook bij de autoriteiten hoog aangeschreven. Maar dit was niet Gouka's werk alleen. Natuurlijk droegen ook de 'ondermeesters' tot die gunstige resultaten de nodige steentjes bij. De school telde zeven leerkrachten. Men sprak niet van klassen of groepen, zoals nu, maar van 'scholen' en de nummering begon niet bij de laagste maar bij de hoog ste afdeling. De oudste kinderen vormden dus de eerste 'school', die van de op een na hoogste de tweede. De kleuters bevolk ten de zevende school. Elke onderwijzer had vaak meer dan hon derd leerlingen onder zijn hoede. Een ge weldig aantal! Een aanvaardbare klassen grootte kende men in die dagen nog niet. Maar de meesters stonden er niet alleen voor. Kwekelingen van de normaalschool hielpen de onderwijzers met hun werk. Zij moesten zich immers praktisch bekwamen en school F was hun leer- en oefenschool. Ook knappe leerlingen stonden hun mees ter bij. Dat waren vaak jongens en meisjes uit een hogere 'school'. Onderwijzers Een paar onderwijzers wil ik hier noemen. Abraham Cense (1856-1940) woonde op de Havendijk en was eerste meester en plaatsvervangend hoofd. Het was een goe de man, maar een echte monarch, een leerkracht die nimmer met zich liet spotten. Hij gaf ook les aan de normaalschool. Daar onderwees hij reken- en wiskunde en zelfs op hoge leeftijd gaf hij nog frappante be wijzen van zijn kennis. Hij bleef lang na zijn pensionering vraagbaak van vele oud-leer lingen, die hij vol animo met raad en les sen - meestal gratis - ten dienste stond. Van Jan Iman Nierse (1844-1907) werd wel eens gezegd dat hij een bolleboos in aardrijkskunde was. Hij was ook een man die orde en liefde predikte in het belang van het kind. Nierse werd later hoofd van een Middelburgse school. Jan Pieter Hollestelle (1825-1916) gaf aan de normaalschool gymnastiek en was tien tallen jaren voorlezer in de Oostkerk. Hij woonde tot zijn overlijden in de Vlissingse- straat (nummer 11). De woning van Cornells Kamermans (overleden 1897) stond naast het vroegere hospitaal tegenover de Langevielebrug. Hij was de meest geliefde onderwijzer van de school. Zijn leerlingen waren eenvoudig dol op hem. Wanneer de lange, magere man met zijn innemend gelaat 's morgens en 's middags zijn huis verliet, stonden er heel wat kinderen steevast op hem te wachten. En bij het naar huis gaan was de animo meestal nog groter. Ik heb leerlingen ge kend die tientallen jaren later nog vol liefde over meester Kamermans spraken. Anthonie Thomas Termijn (1824-1889) van de derde 'school' woonde in een van de (toen nog) weinige huizen aan de Bleek. Meester Termijn was onder zijn collega's in

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2006 | | pagina 24