zandstenen pilasters gaf in de Lange Delft
toegang tot de binnenplaats, die vol grind
lag. Daar vond je de ingang tot twee don
kere, uitgestrekte kelders en de moedigste
jongens die het wel eens waagden tussen
de zware ijzeren stangen van de lage ope
ning een schuine blik in de diepte te wer
pen, kregen kippenvel van angst.
Op de binnenplaats was links van de poort
de ingang van meneer Gouka's woning.
Rechts gaf een tweede, smallere poort
toegang tot een vrij hoge, gewelfde gang,
waar de drie benedenlokalen waren. Twee
smalle en slechtverlichte trappen voerden
naar de leerruimten op de bovenverdie
ping. De lokalen waren vrij ruim, maar
somber. Er was van een behoorlijke venti
latie geen sprake. Toch telde elk leerver-
trek vaak meer dan honderd kinderen.
Wat de verlichting van de gangen en loka
len betreft: er was in Middelburg in het mid
den van de negentiende eeuw al gas, maar
de school F werd nog met kaarsen verlicht.
Abraham Gouka
Door de schoolwet van 1806 moesten
onderwijzers voor het eerst verplicht exa
men doen. De duizenden schoolmeesters
die bij het in werking treden van de wet al
in functie waren, genoten vrijstelling. Men
kon in het bezit komen van vier rangen.
De vierde of laagste rang kon al op zes
tienjarige leeftijd behaald worden. Er was -
tenminste in onze ogen - maar bitter wei
nig kennis voor nodig.
Voor de derde rang werd wat meer geëist.
Wie die rang wilde verwerven, moest wel
ervaren zijn in het lezen, schrijven en reke
nen (ook breuken), moest de beginselen
van de Nederlandse taal beheersen én
toch ook wel in staat zijn op een goede
manier onderwijs te geven. Het behalen
van de tweede rang eiste nog wat meer en
wanneer men na een ingespannen studie
ook de akte voor de eerste rang verkreeg,
kon men op de aanzienlijkste en meest
betalende school aangesteld worden.
Abraham Gouka was al op 29-jarige leef
tijd hoofd van de school in de Lange Delft.
Twee jaar later bezat hij de eerste rang. Hij
was toen een van de weinige Middelburgse
leerkrachten die in het bezit waren van
deze hoogste onderwijsbevoegdheid.'
Gouka werd ook directeur van de Rijksnor
maalschool - toen de enige opleiding in
Middelburg voor onderwijzers - en hij deed
meer.
Er waren in zijn dagen heel wat analfabe
ten in Middelburg - de leerplichtwet stamt
uit 1900! - en tientallen kinderen hadden
nog nooit een school bezocht. Velen had
den daar later spijt van, maar dankzij
Gouka konden zij - eenmaal volwassen -
toch leren lezen, schrijven en rekenen.
De lessen werden zondags in de school
gegeven. In de winter vonden er ook les
sen op woensdagavond plaats. Er was
veel animo voor. Ook de 'gewone' mees
ters hielpen trouw bij dit onderwijs.
Gouka's verdiensten werden al spoedig
door de regering erkend, want op 38-jarige
leeftijd werd hij benoemd tot broeder in de
orde van de Nederlandse Leeuw. Dit was
voor een onderwijsman óók weer een zeld
zame uitzondering.
Gouka - de leider van een school met
soms bijna achthonderd kinderen - was
een statig man. Buiten droeg hij altijd een
witte das en een hoge hoed; zijn lange
zwartlakense jas deed hij zelfs in de
school niet uit. Maar daar werd de hoed
door een zwartfluwelen kalotje vervangen.
Zo bezocht meneer Gouka zijn klassen,
terwijl hij genoot van zijn lange gouwenaar