Een werkelijk prachtig voorbeeld van een toponiem vormt de langgerekte rij zoutketen die destijds buiten Arnemui- den stonden. Hierin leeft de naam Van de Ketterijeigenlijk keetenrij, voort. De Keetweg heet ernaar.7 Beroepen Een andere belangrijke categorie familie namen wordt gevormd door beroepen en bezigheden van mensen. Voorheen wer den de mensen vaak geïdentificeerd met hun beroep en als zodanig aangesproken. Net zoals wij nu nog "Dag dokter" zeggen, of "De post komt eraan gefietst." Voorbeelden van beroepsnamen zijn er op het eiland genoeg. De Nooijer klinkt goed Zeeuws, maar een naaier was oorspronkelijk een kleermaker. Men droeg eertijds geen confectie! Bosselaar (van borstelaar) maakte en ver kocht borstels, niet alleen gemaakt van twijgjes of wissen, maar ook van paarden- of varkenshaar. In Wielemaker leeft het ambacht van wie len maken en aanleggen voort. In Brabant heet zo iemand Raaymakers. De Voogd kan op verschillende functies slaan, maar een beherende taak bij de weeskamer, die in elke plaats bestaan heeft, lijkt voor de hand liggend. Pleyte, eigenlijk Pleyter, wijst op pleitbe zorger, advocaat. Cujé is iemand die lepels maakt en verkoopt. Boucherie betekent slagerij. Wattet kan garde champêtre' zijn. veldwachter. Lorier komt van 'laurier', goudborduurder. Derud- der in het Vlaams en De Ridder in het Zeeuws betekenen ruiter, maar onze De Ruyter is uit Brabantse ouders geboren en daar verstond men onder een ruiter een landloper! Achternamen uit het randgebied van de maatschappij komen meer voor. Zwemer wil zeggen iemand die rondzwerft. Brasser, Brouwer, Van de Gruiter en De Kam liggen dicht bij elkaar. Brasser is het zelfde als Brouwer en een kam was voor heen een herberg. Geruit of gagel was een kruid dat gebruikt werd bij het bereiden van bier voordat er hop gebruikt werd. In die richting wijst Van de Gruiter. Jacob Jacobs Mooi, die al voor 1600 schout van Serooskerke was, heeft zijn naam gegeven aan de familie Schout. In het boek Langs de wegen van Stijn Streuvels heet de hoofdpersoon Jan Vin- deveughels. Een vindeveugel is iemand die moeilijk thuis aan te treffen is. We herken nen hierin onze achternaam Ventevogel. Minneboo wil zeggen bode te paard, van mennen en bode. Een aardige beroepsnaam is Puype. Hij is de fluitist, in ruimere zin de stadsspeelman. Stroo heeft zeker met stro te maken, zoals strokoper. Er was altijd vraag naar stro als strooisel, bedvulling, dakbedekking en nog veel meer. Dekker moest vroeger op de daken ge zocht worden om een schuur te berieten, Cevaal ziet er zo duidelijk uit. Van het Franse 'cheval', maar wat heeft Cevaal precies met cheval te maken? Is hij zo sterk als een paard, dan is het een bie- smak. Handelde hij in paarden, dan zou de achternaam Paardenkoper een ver taling kunnen zijn. Is het een huis- of herbergnaam die afgekort kan zijn, bij voorbeeld Le cheval blanc? Is de naam zelf al ingekort, bijvoorbeeld van Cheva lier? Of zoeken we helemaal in een ver keerde richting?

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2006 | | pagina 20