Geklettergeknars en gefluit Geluiden in Ritthem en Welzinge in vroeger tijden Over Ritthem en Welzinge is al veel geschreven en gepubliceerd. Ook zijn er enkele fotoboeken over verschenen. Meest al ging het over de kerk, de kerktoren, fort Rammekens en het voormalige dorp Wel zinge, en over bestuurlijke zaken. In dit artikel wil ik een heel ander fenomeen beschrijven, namelijk de geluiden die aan het einde van de negentiende eeuw en in de eerste helft van de twintigste eeuw in Ritthem en Welzinge te horen waren. Onlangs bracht ik met mijn vrouw een bezoek aan mijn geboortegrond: de plek waar tot de inundatie in 1944 de boerderij Landlust stond. Diep in Welzinge over peinsde ik hoe het daar was toen ik er - nu ruim 84 jaar geleden - werd geboren en er een groot deel van mijn jeugd door bracht. Tijdens ons bezoek las ik dat een Vlaams dichter Ritthem beschreef als "een rustig oord". Dat was voor mij een reden om dit artikel te schrijven: Ritthem en Wel zinge (net als zoveel andere lokaties bui ten de grote steden) waren helemaal niet zo rustig. Er was zelfs veel lawaai omdat er hard gewerkt werd om het hoofd boven water te houden. Daarnaast moest nog geld worden overgehouden voor de kerk en voor culturele voorzieningen. Bij het beschrijven van de geluiden die ik in mijn jeugd waarnam en die nu nog in mijn oren doorklinken, laat ik de alledaag se geluiden van vogels, insecten, koeien en schapen en ook die van de oorlog bui ten beschouwing. Gekletter van paardenhoeven en knarsende wielen Natuurlijk zijn het gekletter van paarden hoeven en het geknars van wielen niet typisch Ritthems, maar ik wil ze hier toch noemen. Tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog waren er nauwelijks voertui gen op luchtbanden en de karrenwielen waren voorzien van ijzeren banden. Vooral bij het nemen van bochten op grind- en straatwegen hoorde je een scherp knar send geluid, dat niet prettig was. Het hoef gekletter van de met ijzers beslagen paar den op de keien daarentegen klonk als muziek in de oren en het ritme gaf het gevoel dat een rit veel korter duurde. De scheepshoorn "Kom naar de haven, er is werk." Sommige geluiden kwamen overwaaien vanuit de haven van Vlissingen. Deze stad had destijds een diepe haven voor zee schepen die van brandstof moesten wor den voorzien, het zogenaamde bunkeren. Daarvoor was op het haventerrein een grote kolenopslag aangelegd. Dat bunke ren gebeurde hoofdzakelijk handmatig en omdat het schip daarvoor niet voldoende mankracht aan boord had, moest men die mankracht op de wal inhuren. Vanwege de grote werkloosheid waren er genoeg ster ke mannen die dit zware en vieze werk wil den doen: de brokken kolen opscheppen en verder met kruiwagens het schip inrij den. Grijpers en transportbanden waren in die tijd nog niet beschikbaar. Al voor het afmeren van het schip maakte de kapitein kenbaar dat hij wilde bunkeren. Dat deed hij door een aantal korte, hard- klinkende stoten van zijn scheepshoorn de lucht in te sturen. Dit signaal bereikte ook Ritthem en bij het horen daarvan sprong een flink aantal Ritthemers op de fiets en spurtte naar de haven. De regel was: wie

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2006 | | pagina 22