twee reygers, rijnschen en franschen wijn,
gesauten lamoenen ende cappers, pruy-
men, raddys, zuyr ende soete orange
appels, erwete, roomkaesen, wit ende
bruyn broot en bier". Dit alles stond in
schrille tegenstelling tot het voedsel van de
paupers, die het met pekelvlees en karne-
melksepap moesten doen.
Lang kon Filips II niet van zijn aanwinsten
genieten. Ten tijde van de opstand kozen
beide steden als eerste niet zijn kant maar
die van Willem van Oranje. Filips verwierf
in 1581 echter alsnog voor 74.500 Caro-
lusguldens Veere (met Sandenburgh),
Zanddijk, Vrouwenpolder en Domburg en
in datzelfde jaar ook nog Vlissingen.
Belangrijk voorrecht van dit bezit was het
recht om als Eerste Edele te fungeren in
de Staten van Zeeland. Ook de bijbehoren
de privileges, zoals opbrengsten van
molens en visrechten en in Veere van de
kraan, het veer en de waag, waren aan
trekkelijk.
In de loop der jaren volgden vele Oranjes
elkaar op als markies van Veere. Eerst
Maurits, onder wiens bewind de vesting
werken werden aangelegd, de pui van het
stadhuis werd vernieuwd en de huidige
toren werd gebouwd. Vervolgens Frederik
Hendrik en daarna Willem lil, de latere
koning van Engeland. Van deze laatste sie
ren twee grote portretten de raadszaal van
het stadhuis. Na de dood van Willem lil in
1702 wilden de Staten van Zeeland het
markizaat het liefst opheffen, vooral om de
voorrechten van de Eerste Edele te beteu
gelen. De erfenis werd opgeëist door ener
zijds Johan Willem Friso en anderzijds
koning Frederik I van Pruisen, die echter
kort na elkaar stierven. Hun zonen verdeel
den daarop de erfenis en het was stadhou
der Willem IV die de titel van markies kon
De band tussen Veere en het Oranjehuis is
hecht. In de roerige maand juli 1787, toen de
Prinsgezinden zich keerden tegen de Patriot
ten, zwoeren de burgers van Veere hun eed van
trouw aan stadhouder prins Willem V. Koper
gravure door M. d'Sallieth, 1789, naar teke
ning van Schwartzenbach. (Zeeuws Archief,
Zeeuws Genootschap, Zelandia Illustrata, deel
III, nr. 270)
voeren. In 1723 ontbonden de Staten het
'leen' met daarbij het voorstel tot schade
loosstelling van 100.000 rijksdaalders.
Willem IV weigerde dit echter. Ondanks
felle protesten zou het nog zestien jaar
duren alvorens de 'devasallage' werd
opgeheven.
Toen in 1747 een inval door de Fransen
dreigde, nam Veere het voortouw om de
prins in zijn recht te herstellen en kwam er
een eind aan het stadhouderloze tijdperk.
Op 1 juni 1751 besteeg Willem IV het voor