hout en voor vrouwen uit "inspellewerken" ten behoeve van het huis. Later werd er baaidoek gemaakt voor de Oost-Indische Compagnie. In 1687 werd overgegaan tot de vervaardiging van zeildoek. Hoewel in het tuchthuis bedelaars, "ledig- gangers" en gestraften verbleven, was het verplichte werk voor iedereen hetzelfde. Met het toezicht op het werk en de geheie huishouding van het gesticht was de "bin nenvader" belast. Zijn plichten waren omschreven in een in 1684 opgestelde ordonnantie, "Van den Binnenvader". Arti kel 2 daarvan luidde: "Denselven zal voor tractement genieten de somma van vier hondert Caroli guldens jaarlijks, acht steen kaarsen, ses ende een half last turff, drij vademen brandhout, drij achtste zeepe ende traan tot de lampen voor de gevan genis, na behooren; dessal hij gehouden wesen aan de tuchtelingen te geven van den eersten November tot den laatsten Februarij, ijder vier turven daags ende acht maanden ieder twee turven dagelijks, ijder schaffdag uijt te deelen, sonder iets daar vooren te genieten, gelijk hij mede gehou den sal weesen, soo wanneer eenige van de Heeren van de Regeeringe ofte de Regenten vant huijs, ofte derselver huijs- vrouwen, ten dienst van het selve vacee- rende, deselve behoorlijk te voorsien van vuur ende licht en bij avonden met lan taarns thuijs te brengen ofte laten bren gen, alles sonder iets daar vooren te declaren." Volgens artikel 7 genoot de binnenvader vrijstelling van accijns voor "zeven oxhoof- den wijn en acht tonnen goederen", alsme de voor zoveel bier als er nodig was, mits hij de gevangenen voor de wijn niet meer liet betalen dan drie stuivers per pint en voor het bier niet meer dan vier gulden "de blanke kanne". Uit een rapport van 1806 blijkt dat de binnenvader in dat jaar nog steeds vrijstelling van accijns genoot. Er werden ook feestmalen aangericht. Over een diner in het tuchthuis op 14 april 1758 werd het volgende geschreven: "In Tugthuijs gegeten, Ik soon en dogter Radermacher en juff. Nieuwveld. Burge- De gang van de westvleugel, ca. 1965. meester van der Beke d'hr Cocquelle en vr. en Anth. van Citters, Ferni en vr. met Monjé en vrouw. 2 schotels platen en ton gen, een ham gekookt in 't midd., een kal koen en lamsquart, een amandel en appel taart, latoe sla, suur, spenagie en gestoof de hoppe. Voorts dessert." In 1747 werd van de binnenvader een half

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2005 | | pagina 19