Engelandvaarders
Familie De Bruyne ontvlucht Middelburg in mei 1940
Inleiding
Pieter de Bruyne werd in 1884 te Middel
burg geboren. Na zijn opleiding werd hij in
1905 assuradeur aldaar, in 1906 tevens
Lloyd's agent, in 1908 bovendien Brits
vice-consul en in 1912 directeur van de
Provinciale Stoombootdienst.
In de meidagen van 1940 week hij met zijn
gezin via Frankrijk uit naar Engeland. Na
zich te hebben gemeld bij de Nederlandse
autoriteiten aldaar, werd hij in september
1940 aangesteld tot vice-consul, tevens
ambtenaar voor visserijaangelegenheden
te Fleetwood. In 1943 trad hij in militaire
dienst en in 1944 verrichtte hij als kapitein
van het Militair Gezag, onmiddellijk na de
bevrijding van het totaal verwoeste
Zeeuws-Vlaanderen, aldaar moeilijke
werkzaamheden. Later werd hij benoemd
tot archivaris van het archief van dit Militair
Gezag in Den Haag; in 1951 werd hij in die
functie gepensioneerd. Pieter de Bruyne
bereikte een hoge leeftijd; hij overleed op
29 januari 1981 te Ermelo.
De gebeurtenissen in de periode van 10
tot en met 20 mei 1940 heeft hij later op
papier gezet. Voor de lezers van De Wete
volgt hier een samenvatting van zijn ver
slag over de eerste oorlogsdagen van
1940, nu 65 jaar geleden. Het bombarde
ment op Middelburg, 17 mei 1940, hebben
Pieter de Bruyne, zijn vrouw en twee kin
deren niet meer meegemaakt. Toen waren
ze al in Frankrijk.
Vrijdag 10 mei
Donderdagavond 9 mei gingen wij rustig
slapen - we verbleven op Der Boede in
Koudekerke - maar 's morgens vroeg om
ongeveer vier uur hoorde ik hevige scho
ten en zware ontploffingen. Mijn zoontje
Pieter kwam de slaapkamer binnen en
ging voor een van de grote ramen staan.
Hoog in de lucht zagen we drie snelle
vliegtuigen. Het leek alsof ze beschoten
werden. Ik meende mitrailleurvuur te
horen. Het was mooi weer, een prachtige
morgen. De zon bescheen de duinenrij in
de verte. Plotseling hoorde ik de Vlissingse
sirene loeien. Heel dichtbij klonk zwaar
vliegtuiggeronk. Over ons huis vlogen drie
zwarte vliegtuigen zonder markeringen. Ze
vlogen in de richting van het vliegveld bij
Vlissingen. Om 6.30 uur ging de telefoon.
Ik rende naar beneden. Het was de Britse
consul-generaal in Rotterdam. Hij vertelde
mij dat de Duitsers over de Nederlandse
grens waren getrokken en dat Nederland
nu dus ook in oorlog was. Er waren bom
men op de petroleumtanks geworpen.
Duitse watervliegtuigen bevonden zich al
op de Maas, vlak voor het kantoor van de
consul, en er was een pretty heavy fighting
aan de gang.
Ik wekte mijn vrouw en we overlegden wat
we moesten doen. We dachten in Middel
burg veiliger te zijn en besloten al onze
eigendommen weer terug te brengen naar
de Rouaansekaai 23. Toen kwam de grote
vrachtwagen met "nootjes kolen" die we
enige dagen tevoren hadden besteld voor
de centrale verwarming. Ik liet die kolen in
de bergplaats storten en onze verhuiskis-
ten in de wagen laden. Daarna reed ik mijn
auto voor, een Wanderer. We laadden er
zoveel mogelijk persoonlijke bezittingen in.
Er was voor mij en ons kleine hondje
Mouche amper plaats.
De afspraak was, dat ik naar mijn Middel
burgse kantoor zou rijden en dat mijn