naar de nieuwste eisen en gedeeltelijk ook als ketelmakerij. Ook kwam er een nieuw gebouw voor de gezamenlijke kantoren van de administratie, de tekenkamers en de directie. In de jaren daarna werd steeds verder gebouwd en vernieuwd aan de werf, de - nog steeds houten - hellingen werden verlengd en verbreed en later uitgevoerd in beton. Ook werd voortdurend geprobeerd gronden te verwerven voor de uitbreiding van het bedrijf. Doordat steeds grotere en bredere schepen werden gebouwd, moes ten ook de sluizen aan de Buitenhaven worden aangepast. Het eerste werkelijk grote schip dat door deze nieuwe grote sluis naar buiten werd gebracht, was het motorschip Dempo van de Rotterdamsche Lloyd in 1931. Omdat vanaf het begin het Dokje te klein was, waardoor de scheepsreparatie niet floreerde, werden in 1890 plannen gemaakt om van de zogenaamde 'kolk', de vroegere Marinesluis, een groot dok te maken. De regering was er echter bang voor dat De Schelde te groot zou worden. Volgens de erfpachtregeling zou zij name lijk bij de eventuele opheffing van de KMS verplicht zijn alle gronden en opstallen over te nemen. Daarnaast was zij ook ver plicht om voor werk te zorgen. Het duurde daarom tot 1938 voordat de regering toe stemming gaf voor de aanleg van een dok op het Eiland. Om toch aan de wensen van de klanten tegemoet te kunnen komen en om nieuwbouwschepen vóór de opleve ring aan de reder te kunnen dokken, was in 1893 het Prins Hendrikdok in Middel burg gekocht; dit dok werd in 1939 weer afgestoten. Vanaf 1875 zijn er, tot aan de inval van de Duitsers in Nederland in mei 1940, 207 schepen op De Schelde gebouwd, de meeste met machine-installaties gefabri ceerd door de machinefabriek en voor wat de stoomvoortstuwing betreft door de ketelmakerij. De spanningen voorafgaande aan de Tweede Wereldoorlog leidden tot een verhoogde capaciteit in onder andere de marinebouw, zoals de bouw van onder zeeboten, de kruiser Java en diverse tor- pedoboten. De Java kwam echter, evenals later in de Tweede Wereldoorlog de Willem Ruys, pas na de oorlog gereed. In 1927 besloot de regering, onder druk van de KMS-directie die in 1921 had gedreigd het erfpachtcontract op te zeggen en de werf te verplaatsen, na een onder zoek van zes jaar de sluiswerken aan de Buitenhaven zodanig te verbeteren dat de KMS een volwaardige werf werd die kon meespelen in de wereldscheepsbouw en daardoor grotere passagiersschepen kon bouwen. De regering besloot een 35 meter lange sluis te bouwen onder voorwaarde dat het erfpachtcontract zou komen te ver vallen en de terreinen in volle eigendom overgingen naar de KMS. Dit werd gere geld in een wet van 1927 die een looptijd van zestig jaar kreeg. De heer Weug ging tijdens zijn lezing uiter aard ook in op de grote gevolgen van de Tweede Wereldoorlog, die aan Vlissingen en De Schelde niet ongemerkt voorbijging. Daarna volgde een periode van inkrimpin gen, verkoop van afdelingen, afslankingen, fusies, verzelfstandiging, overname en der gelijke, die eigenlijk tot op de dag van van daag voortduurt. Hopelijk blijft De Schelde toch op de een of andere manier met Vlis singen verbonden. Het zou jammer zijn als De Schelde geschiedenis werd. LJS

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2005 | | pagina 42