De Wete weet het
meisje Coba wordt Loes' beste vriendin; zij
wijdt het stadskind in in de geheimen van
het jongemeisjesbestaan op het platteland.
Loes moet leren wiebelende planken over
sloten te trotseren, over hekken te klim
men, natuurlijk op klompen te lopen,
rauwe tarwe te snoepen en wortels zo
maar uit de grond te eten, koeien te drijven
en water te putten. Alle mannen heten
Arjaan, niet alleen vader Roose, maar ook
diens zoon, en de buurman. En zondags
naar de kerk is een heel gedoe, helemaal
naar Meliskerke op de fiets. Op zondag
fietsen, dat mocht Loes in Rotterdam niet
eens!
Haar laatste verblijf op Walcheren, van juli
tot september 1945, heeft een wat minder
zonnig karakter. De reis verloopt heel wat
moeilijker dan al die vorige reizen en de
situatie in en om Zoutelande is chaotisch.
De boerderij van Roose is ten gevolge van
de oorlogshandelingen en de inundatie
onbewoonbaar geworden en het gezin
heeft tijdelijke huisvesting op het dorp
gevonden.
Wie zich afvraagt of de waarnemingen van
een meisje van acht, negen, tien jaar wel
dusdanig scherp kunnen zijn dat ze een
boeiend verhaal kunnen vormen, moet het
boek van Loes Vreugdenhil maar eens
lezen. De enige zaken die het leesplezier
een beetje zouden kunnen bederven zijn
de slordige typografie en het akelig flets
afgedrukte fotomateriaal.
In haar voorwoord haalt Loes Vreugdenhil
de auteur Koos van Zomeren aan, die ooit
schreef: "Schrijven is vergeten. Dat wat je
schrijft vervangt het geheugen, je herinne
ringen verhuizen naar de boekenkast. Het
is afgelopen met dat spontane, blijmakend
opduiken van de dingen uit het onderbe
wuste." Loes hoopt dat dat wat haar betreft
zal meevallen, en wij hopen het ook, maar
vooralsnog zijn we blij dat ze haar herinne
ringen zo sprankelend heeft opgeschreven.
Bert Gerestein
Loes Vreugdenhil, 'Wij zijn goed gezond,
en hopen van u hetzelfde', Vlissingen/Mid-
delburg 2003, 13,50.
Boulevardstenen
In de vorige Wete publiceerden we een
vraag van de heer R. Dijkstra uit Vlissin-
gen. Hij had aan de zeewering van Boule
vard De Ruyter stenen met letters en
cijfers ontdekt en hij vroeg zich af waar
voor deze dienden. Het blijkt dat De Wete
het antwoord al wist, want in De Wete van
april 1979 vertelt Ad van Dijk in zijn rubriek
'Dijkje' dat de stenen peilraaien zijn. Hierop
oriënteerde men zich bij het meten van de
dieptes voor de boulevard. Kort hiervoor
waren de stenen weer eens geschilderd.
Over de werking van die peilraaien weet
Johan Huijsen meer te vertellen: "Een raai
is een denkbeeldige lijn waarlangs diepte
peilingen werden gedaan. Op de oever
stonden dan op een of andere manier de
raainummers aangegeven - dikwijls op
genummerde (stenen) palen op de dijk -
en langs de laagwaterlijn stonden dan
palen in het strand. Tijdens het peilen ston-