belegd op 2 april, waar 41 aandeelhouders aanwezig waren die 43 aandelen a 500 gulden vertegenwoordigden. Het kapitaal (21.500 gulden) werd voldoende geacht om er een vennootschap mee op te rich ten. Er werd ook een bestuur samenge steld, met als voorzitter Dirk Dronkers. De andere bestuursleden waren de heren B.A. Fokker, P. de Bruijne en J.A.Tak. Ze vorm den tevens de directie. Al na een goed jaar bedankte Dronkers evenwel. Doordat het nogal moeilijk was om een opvolger te vinden, werd volstaan met het driemanschap onder voorzitter schap van B.A. Fokker. Het doel van de vennootschap was "de uit voering van een geregelde stoomvaart tot vervoersdienst van personen, goederen en vee, tot het slepen van schepen en ver voer van personen en vee naar andere plaatsen als de gewone dienst het toelaat." Om tot exploitatie van de veerdienst te kunnen overgaan, moest er natuurlijk een schip komen. In Noord-Holland werd de Stad Hoorn aangekocht, een schip van ongeveer tien jaar oud, dat dienst had gedaan op de lijn Amsterdam-Hoorn. Het was een ijzeren raderstoomboot, met aan weerszijden grote schoepenkasten, wat toen heel modern was. Er moest wel het een en ander aan opgeknapt worden. De koopsom bedroeg 20.000 gulden - een heel kapitaal in die tijd - en met de uitvoe ring van de benodigde reparaties en ver beteringen liep de totale som nog op tot 24.000 gulden. Er was echter maar onge veer 21.000 gulden in kas en dus ontstond er al direct een tekort van circa driedui zend gulden. Maar daarin kon gelukkig voorzien worden door de uitgifte van nieu we aandelen ter waarde van 30.000 gul den. Nog een tegenvaller was dat de aan gevraagde subsidie bij de provincie Zee land niet toegekend werd. Maar de boot kon in ieder geval op 9 mei 1864 gaan varen en kreeg de naam Spoorboot van Middelburg. Aanlegplaats In Middelburg werd door het stadsbestuur een deel van de Dwarskaai als aanleg plaats aangewezen, "tegenover het monu ment waar vroeger de Gorinchemse- en Bergscheboot lagen". De vennootschap kreeg ook toestemming voor de inrichting van een kolenbergplaats (voor de stoom ketel van de boot) in de kelder van het pand Korendijk P75 (thans nummer 40). Dit huis lag op de hoek van de Korendijk en de Nieuwepoortstraat, vanaf de kade gezien grenzend aan de rechterzijde van de Nieuwe Poort. Het pand was waar schijnlijk eigendom van de gemeente Mid delburg, want zowel dit pand als twee andere links naast de poort, stonden in het huisnamenregister van de gemeente inge schreven als "bewaarplaats van branden blusgereedschap". Ze fungeerden dus als een soort brandweerkazerne. In de omgeving van de Dwarskaai - onder andere bij de Rouaansekaai, de Rotter- damsekaai en de Kinderdijk - was het vroeger behoorlijk druk met scheepvaart en dergelijke. Uit mijn jongensjaren kan ik

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2003 | | pagina 23