gestroomlijnde vorm en hoge snelheid.
Vanaf 1868 steeg de vraag naar hoogaar
zen voor de garnalen-, oester- en mossel
visserij explosief en raakte de orderporte
feuille van scheepswerf Meerman goed
gevuld. Het aantal hoogaarzen van de
Arnemuidse vissersvloot liep op van 17 in
1854 tot 32 in de jaren 1875-1879. In de
periode 1869-1902 bouwde de werf van
Meerman ongeveer 205 hoogaarzen. Deze
schepen werden verkocht aan schippers in
Zeeland, Holland, West-Brabant en België.
Het gebeurde wel dat er zeven hoogaar
zen per jaar werden gebouwd.
De bouw van zo'n vaartuig nam drie tot vijf
maanden in beslag. Er werd geen uitge
breid scheepsplan (tekeningen) gemaakt;
slechts een ruwe schets en enige opgege
ven afmetingen dienden als leidraad.
De meeste hoogaarzen waren ongeveer
dertien meter lang en het gewicht varieer
de tussen de 16 en 34 ton. In de jaren der
tig van de vorige eeuw bouwde men hoog
aarzen van vijftien meter en langer, uitge
rust met een motor. Voor de zeilvaart
waren deze niet uitgerust met een dek, de
zogenaamde butenge, maar met de komst
van de motoren kwam er ook een vast dek
in te liggen.
Naast hoogaarzen bouwde de scheeps
werf soms een hengst en kleinere vaartui
gen als botters, schietschouwen en (roei-)
boten. Er werd niet alleen op bestelling
gebouwd, maar ook "op de hoop", dat wil
zeggen voor eigen rekening.
Een van de grootste opdrachten was de
bouw van hoogaars Thistle III in 1897 voor
de Royal Yacht Club de Belgique te Ant
werpen. Dit vaartuig van 42 ton met een
lengte van 18 meter en een zeiloppervlak
van 161,66 m2, is waarschijnlijk de grootste
hoogaars die ooit werd gebouwd.
Sleehelling
De scheepsbouwers Meerman, die met
gemiddeld zes man personeel werkten,
bedienden zich bij de bouw van schepen
van diverse hulpmiddelen. Vooral het uit de
bouwloods halen van een schip was een
klus, die aanvankelijk wel een dag duurde.
Dit gebeurde met behulp van ronde balken
op een houten vloer. Later gebruikte men
hiervoor een goed ingevet zogenaamd
gatenbed, maar ook deze methode kostte
wel een halve dag. De omgekeerde hande
ling, het uit het water trekken van een
schip op de sleehelling, geschiedde eerst
met behulp van een kaapstander en veel
mankracht, later door paardenkracht. Nog
later werd een geheel betonnen sleehelling
aangelegd met twee ijzeren goten, die in
het water uitmondden. Daarop voer het
schip de stellingpalen binnen. Als het goed
lag werd het door een lorrie de wal opge
reden. Na de Tweede Wereldoorlog werd
een elektrische wagenhelling met een lier
aangelegd.
Voor het plaatsen en verwijderen van mas
ten uit schepen was voor de loodsen een
mastbok geïnstalleerd, een paal met een
laadboom.
Er werden in de loop der tijd ook diverse
machines aangeschaft. Zo verkreeg de
scheepswerf in 1929 een hinderwetvergun
ning voor de plaatsing van een lintzaagma
chine, in 1959 voor een cirkelzaagmachine
en ten slotte in 1960 voor een vlakschaaf-
bank.
Laatste jaren
De hoogaars kreeg na de Tweede Wereld
oorlog concurrentie van nieuwe vissers
schepen die veel wendbaarder en sneller
waren. Wel was de hoogaars toen nog
behoorlijk populair als jacht. In 1962 bouw-