doosje of in een lege jampot. Zinloos gedoe! Duifje sprienge (slootje springen) en soms erin! Met de katapult schieten. We noem den het kattepultschiete. Met een uit hout begroeiing gesneden tweetandige vork met een aan beide benen bevestigd stuk dik elastiek (bijvoorbeeld van een binnenband van een fiets), met in het midden een stuk je leer, een keitje hard wegschieten. Flienderout roken. Het stond stoer om het merg van een stengel van een vlier aan te steken en net te doen of we rookten. Dovenetels uitzuigen. De witte bloem pjes van dovenetels smaakten zoet. Straathockey. Dat deden we met een stok in de vorm van een hockeystick en een balletje, gewoon op straat. Straatvoetbal. We hadden geen echte leren voetbal. De doelen werden gevormd door neergelegde jassen. Stukjes aardappel met een pistooltje schieten. Het wegschieten van een stukje aardappel met behulp van een pistooltje, waarbij aan het eind van de loop een klein rond uitsteekseltje zat. Daarop werd de aardappel gestoken (we noemden dit laden). Er waren maar enkele jongens die zo'n begerenswaardig apparaat hadden! Vogelnestjes uithalen. Een misselijke bezigheid, maar dat vonden we toen blijk baar niet. De eitjes werden door een gaat je aan de einden te maken 'geblazen'. Daarna werden de iege eitjes aan een touwtje geregen en opgehangen in huis. Mijn moeder was ertegen dus bij ons thuis hingen geen uitgeblazen eitjes. Jonge kauwtjes in/bij de Grote Kerk vangen en 'africhten tot handtamme gezelschapsvogels'. Krabben vangen. Tussen de glooiing stenen bij de Campveerse Toren krabben vangen met een stukje mosselvlees aan een touwtje. Zelden werden de gevangen krabben teruggezet. Hengelen en 'peuren'. Hengelen was overal toegestaan. Met een rotanstok (a 10 cent bij tuinder De Jong), een dobber van een kurk en vliegertouw en met zelfgespit- te landwormen en een vishaakje (1 cent voor twee haakjes) vissen in de vest bij de sluizen of in het Kanaal door Walcheren. Peuren gebeurde met een tros zeewormen (bijeengehouden door een loden ring) zon der dobber. De stok moest op en neer wor den bewogen. De paling en "lompen" (niet- eetbare visjes) bleven met hun 'tandjes' in de wormen of katoenen touwtjes hangen. Kreukels (alikruiken) rapen. Bij laagwa- ter tussen de stenen rapen en in een busje met een beetje zeewater op een vuurtje koken. Met een doorn peuterden we het vlees uit het schelpje. Zeilbootjes maken. Van een oude klomp met (door moeder gemaakte) zeil tjes maakten we een zeilbootje. Paardje mennen. Meestal in het speel kwartier op het schoolplein. De ene jongen was paard, de andere de menner met een stuk touw (de "liende'). Brandglas. Met een glas van een fiets- lamp gaatjes in een papier of in je klomp branden. Schaatsen. Niet ieder kind had zelf schaatsen, maar toch zagen velen kans om (veelal te grote of te kleine Friese) schaatsen te lenen. Sommigen speelden ijshockey. In de volgende Wete straatspelletjes die door meisjes werden gespeeld. J.D. de Voogd

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2003 | | pagina 28