dit geval de tarwe op de akkers van onkruid werd gezuiverd. Afhankelijk van het ingezaaide gewas leverde de smid zelfgefabriceerde houwelen in diverse breedtes. Voldeed het gereedschap na intensief gebruik niet meer aan de vereiste maat, dan werd er een stuk staal aange- weld (gelast in het smidsvuur) en werd de Zf" C&rpj&ZrJ rr. y gr, 3ó>t?Sr yirr jdfsjTSsSf-sf t&S' AïT' Jl f***4" rr ^Sr r Zr. Sr S'V r^-: Het onderste deel van de rekening uit 1902. "ouwêele" weer bedrijfsgereed gemaakt. Het woord "vermêezen" betekent volgens het Zeeuwse Woordenboek een of ander versleten gereedschap voorzien van een nieuw stuk. Het was heel arbeidsintensief om van een houten eg met ijzeren tanden, deze tanden uit het egraam te slaan, elke tand te "vermêezen" en weer keurig terug te slaan in datzelfde raam, dat wellicht ondertussen bij de wagenmaker was geweest om hier en daar een nieuw stuk in te plaatsen. gesmeed. Op 11 juni 1902 werden er zes taaie spijkers geleverd voor tien cent. Boer Gilde had ze nodig voor reparatie van zijn gereedschap of wanneer het beschot van zijn schuur of wagenhuis was losgewaaid. Deze spijkers waren zeer geliefd op een boerderij, want ze 'hielden' beter dan gewone timmermansdraadnagels. U kunt deze "spiekers" ook tegenkomen in oude kerken en andere gebouwen uit vervlogen tijden. De deuren en luiken hiervan werden dikwijls hier mee beslagen. Ik vertel erbij dat niet alle "taaie spiekers" door de smeden werden gemaakt want ze werden ook fabrieksmatig vervaardigd en dat verschil zag men direct aan de gelijkvormige kopjes van een elek trische of pneumatische stansma- chine. Mijn vader zei altijd: "Elke spijker heeft een ander petje op, maar het mag geen jockeypet zijn." Als u de afbeeldingen van de rekeningen nader bekijkt, vallen u vast nog wel bijzon derheden op. Veel plezier daarmee! H. Hillebrand 'De Wete', 20e jaargang nr. 4 (oktober 1991), p. 2-3. Spijkers In de ledige uurtjes, als die er waren, wer den door de smidsknechtjes van stukken afvalijzer de zogenaamde "taaie spiekers"

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2003 | | pagina 23