gaf hierop alle agenten in Middelburg
opdracht om naar Schreuder uit te kijken.
Rond half zes ontmoette een vijftal van
hen Schreuder in de Noordstraat. Op de
vraag van agent Willem Jan Hartman wat
hij in Middelburg deed, vertelde hij onom
wonden wat zijn plannen waren. Hierop
werd hij door Hartman gesommeerd om
ogenblikkelijk de stad te verlaten. Dat
beloofde hij te doen, waarop de agenten
doorliepen.
Schreuder verliet Middelburg echter niet.
Hij bleef in de stad rondzwerven op zoek
naar Jans. Tegen een aantal personen die
bij de deur van de scheersalon van Ser-
beek stonden, zei hij: "Indien mijne Jans
nu komt, dan is het wel, dan smijt ik mijn
mes weg, doch indien zij niet komt, dan zal
ik ze vermoorden!" Uit zijn broek haalde hij
een groot mes en vervolgde: "Ik zal ze ker
ven, een paling krimpt, doch hare inge
wanden zullen niet krimpen!"
Bedreigingen
Toen Straub rond negen uur die avond
door de Koningstraat liep, ontmoette hij
daar Schreuder, die nog steeds op zoek
was naar Jans. Hij adviseerde hem om
naar huis te gaan. "Wie je bent weet ik
niet, maar indien gij mijnheer Straub zijt,
dan is het tijd dat gij weg gaat," beet
Schreuder de kruidenier toe en knarsetan
dend van woede haalde hij een mes van
tussen zijn mouw en dreigde ermee. Hier
op nam Straub de benen, achtervolgd door
Schreuder. Bij de wacht van de kazerne
zocht de winkelier bescherming en onder
geleide van een schildwacht kon hij zijn
weg naar huis vervolgen. Aan de overzijde
van de Noordbrug zagen ze Schreuder
staan.
De schildwachten van de kazerne zagen
de herbergier tussen tien en twaalf uur
meerdere malen voorbij komen en rond elf
uur zag Nicolaas van den Broek hem lig
gend in de Koningstraat. Die nacht kwam
hij twee tot driemaal aan de deur bij
Straub, waarbij hij zelfs probeerde de deur
te forceren.
Pas om drie uur nam Schreuder zijn intrek
in de herberg van Louis Peres op de
Schouwvegerssingel (thans Schoorsteen-
vegerssingei) en de volgende morgen
keerde hij terug naar Vlissingen. Elisabeth
Alfrink, die hij bij Peres ontmoet had, nam
hij mee naar Vlissingen, waar ze als nieu
we huishoudster bij hem in dienst trad.
Bevel tot aanhouding
Op de avond van de 31ste januari begaf
agent Hartman zich naar de officier van de
Rechtbank van Eerste Aanleg te Middel
burg om hem mee te delen dat Zwarte
Schreuder naar de stad was gekomen met
de bedoeling om Johanna Hulscher te ver
moorden als ze niet met hem mee wilde
gaan. De hele nacht bleef Hartman in de
stad surveilleren en hij zag Schreuder in
de Koningstraat en enige tijd later in de
Noordpoortstraat lopen, ondanks het feit
dat hij hem opdracht had gegeven de stad
te verlaten. De volgende dag meldde hij dit
aan de officier van justitie, die een gerech
telijk onderzoek eiste, waarop de rechter
van instructie een bevel uitvaardigde om
Schreuder op te sporen en voor verhoor
mee te brengen. Ook Johanna Hulscher
werd gevraagd zich op 2 februari om tien
uur voor een verhoor op het stadhuis te
melden. De gerechtsdienaar moest dit
bevel naar de Abdij brengen; Jans had
waarschijnlijk haar tijdelijk onderkomen in
de Noordstraat verwisseld voor dit nieuwe
adres.