Reacties
het jaartal 1869 vermeldt, werd naast het
overgebleven woonhuis gebouwd. Van
1914 tot 1948 werd de boerderij bewoond
door landbouwer A.P. van Nieuwenhuijzen
en daarna door zijn zoon W.K. van Nieu
wenhuijzen. Een van de foto's is overigens
al een keer gepubliceerd in Serooskerke
zoals het was, op bladzijde 79.
Zowel de heer Dekker als de heer Cop-
poolse weten wie de personen op de
onderste foto zijn: Elisabeth de Visser, de
vrouw van Jan Coppoolse (1868-1951),
Naast haar Krijn Coppoolse jr. (1887-
1962). Op de bank Jacobus (1873-1949)
en David Coppoolse (1886-1949), even
eens zonen van Krijn sr. De derde is Nico
Davidse, een pleegzoon.
De heer Davidse uit Middelburg wist nog
te vertellen dat Coppoolse destijds een
van de weinige 'hereboeren' op Walcheren
was. Van boer Krijn Coppoolse werd altijd
gezegd dat hij nooit zijn handen aan de
grond bevuild had. Hij was een boer met
handschoenen die al het werk door zijn
knechts liet doen. Zijn status kun je ook
aan zijn rijtuig zien. Het is geen gewone
Walcherse verenwagen, maar een tilbury.
Als hij met dit rijtuig naar de stad Middel
burg reed, verwachtte hij dat het gewone
volk ruim baan voor hem maakte met hun
simpele boerenkarretjes. Voor zijn tijd
scheurde hij met een soort Porsche over
Walcheren.
Gekke Betje
De heer C.M. Bierens uit Lewedorp
reageerde op onze opmerking over de
naam van de stadhuistoren van Middel
burg (De Wete, aprii 2000). Hij herinnert
zich dat een meester op school vertelde
dat Middelburg twee torens heeft: de
Lange Jan en Gekke Betje. Dat was in
1933 of 1934. De heer Bierens heeft dit
altijd onthouden, is het echter zelden
tegengekomen en heeft nooit aanleiding
gevonden om het te propageren.
In diverse publicaties over Zeeland en
Middelburg wordt de stadhuistoren van
Middelburg Malle Betje of Gekke Betje
genoemd. P.H. Ritter jr. schrijft in Senti-
mentale Aardrijkskunde: Zeeland (Den
Haag 1951): "Door twee gebouwen wordt
Middelburg geregeerd. Abdij en Stadhuis;
zij zijn de Vader en de Moeder der goede
stad, de krachtig-slank in de lucht rijzende
Abdijtoren, en de kleinere, brede Stadhuis
toren, die wel het kasteel van een reus
achtig en sierlijk schaakspel lijkt. De Mid
delburgers hebben, als goede stadskinde
ren, voor hun ouders ontzag, maar zij zijn
tegelijk gemoedelijk met hen en de volks-