door een aantal boeren, meestal zestien,
leder bracht zijn producten naar de koude
stoof, een schuur waarin de mee kon
drogen. Van daaruit gingen de wortels
naar een droogtoren die van onderaf werd
warmgestookt. De mee werd eerst op de
onderste zolder dicht bij de oven neerge
legd. Gaandeweg werden ze steeds een
zolder hoger gebracht, waarna de vrijgeko
men plaats werd gevuld met verse mee.
Vanaf de bovenste zolder verplaatste men
de meekrap naar een warme stoof, waar
ze werd uitgespreid over een langgerekt
rookkanaal. Helemaal droog geworden,
werd de mee in een rosmolen fijngemalen
tot het poeder dat de grondstof vormde
voor een rode verf.
Het bereidingsproces van meekrap is uit
gebreid beschreven door J. de Kanter in
diens boekje De Meekrapteler en Bereider
of Volledige Beschrijving van het Planten,
Telen, Reeden, en Bereiden der Meekrap
(Dordrecht 1802), verschenen als deel 17
in de serie Volledige Beschrijving van alle
Konsten, Ambachten, Handwerken,
Fabrieken, Trafieken, derzelver Werkhui
zen, Gereedschappen, enz., ten deele
overgenomen uit de beroemdste buiten-
landsche werken; En vermeerderd met de
Theorie en Praktijk der beste Inlandsche
Konstenaaren en Handwerkslieden.
Een van de twee stoven die Arends teken
de, was in 1768 aan de Havendijk
geplaatst. Oorspronkelijk kwam dit gebouw
uit de omgeving van Koudekerke. Aldaar
was het rond 1750 gebouwd op een akker
tje in Adriaen Coppejansz. Blok, aan de
noordzijde van de weg naar Biggekerke.
Op 15 december 1733 verkocht mr. Willem
de Vos namens zijn moeder Christina
Tandt, weduwe van Caspar de Vos, een
drietal stukjes land met een gezamenlijke
oppervlakte van 5 gemeten en 80 roeden
aan Pieter Brouwer, schepen van de land-
vierschaar van Vlissingen.4 In 1755 ver
kocht Brouwer 'de nomber van een gemet
284 roeden lands, gelegen onder Coude-
kerke sijnde op dit stuck lands
gebouwt en thans staande een mee stoov,
en welk land ten jaare 17... door Compa
rant aan de opgemelde Heeren, en Vrou
we, uijtterhand is verkogt geworden, ende
mitsdien gelevert.' De heren en dame
namen ieder voor een zestiende portie
deel in de onderneming. De deelnemers
waren volgens de transportakte mr. Jacob
Hurgronje, mr. Nicolaas van Hoorn van
Burgh, Cornelis van Aftelen van Saams-
foort, mr. Nicolaas Carel van Hoorn, mr.
Anthonie Ockersse, Daniël Luykx Massys,
Johan Landsheer, Abraham Verheyke, Jan
de Jong, Willem Cooijwijk, Abraham
Behouzar, Job Coole, Cornelis Been,
Hendrik Been, Willem Brouwer en de
weduwe van admiraal Ockersse. Al op 30
augustus 1755 verkochten Hendrik Been
en zijn vader Cornelis Been overigens hun
aandelen 'in de meestove, met sijn Erv,
gevolgen, en toebehooren van dien soo
als 'tselve tegenwoordig gestaen, en gele
gen is' aan Pieter Brouwer. Nog tot in deze
eeuw heette het weiland waar de stoof
stond, 't Stoofweitje.5
De Koudekerkse stoof werd in het voorjaar
van 1768 verplaatst naar Middelburg. In
herberg Het Bijltje, buiten de Dampoort
van die stad, zo stond in de advertentie in
de krant, ging men 'Publyk en aan de
minstaanneemende presenteeren te
Besteden het afbreeken van de Meestoot
tot Koudekerke, ende het transporte
ren der daar van komende Materiaalen na
de Oostzyde van den Havendyk der
gemelde Stad Middelburg, ende het Stel-