tegen het water op. Valkenisse werd als verloren beschouwd, buitengedijkt en aan de golven prijsgegeven. Nog vele jaren zouden de schamele resten van het dorp bij laag water te zien blijven. De toren hield het zelfs uit tot 1750, tot ook deze instortte en zijn functie als baken voor de scheepvaart verloor. Nog jaren lang haalden de bewoners uit de omgeving spullen die ze konden gebruiken van het verdronken land. Met het verstrijken van de tijd raakte het dorp in vergetelheid. Modder bedekte wat er nog over was. De sliblaag groeide, schor vormde zich en meer dan driehon derd jaar zou Valkenisse sluimeren onder modder en golven. Totdat de stroming van de Westerschelde het schor begon aan te tasten. In 1990 werd voor het eerst bekend dat er 'iets te zien was' op het schor van Waarde. Enig onderzoek van oude kaarten bracht al snel de oplossing: hier kwamen de res ten van Valkenisse beetje bij beetje te voorschijn. In haar lezing ging mevrouw Goldschmitz, mede aan de hand van dia's, in op het ont staan van het gebied. Dit ontwikkelde zich van een onafzienbaar veengebied rond de jaartelling tot een schorrengebied, zoals nu nog bekend bij Saeftinge. Rond het jaar 800 waren de schorren zover aaneenge groeid dat het land beter bewoonbaar werd. Kleine nederzettingen werden gesticht. Op initiatief van Vlaamse kloos ters, die veel bezittingen hadden in Zee land, werden dijken gelegd rond de bewoonde gebieden. Zo werd Zeeland in de twaalfde eeuw van een schorrengebied een eilandenrijk. Ook Waarde en Valkenisse lagen op zo'n eiland, het eiland van Rilland. De bewo ners legden zich toe op de schapenteelt, de landbouw en moernering. Zeer waar schijnlijk heeft de moernering bijgedragen aan de ondergang van het gebied. Van de elfde tot de vijftiende eeuw was de zout winning een winstgevende nijverheid. Onder de kleilaag bevond zich een veen laag die doordrenkt was met zout water. Door het vele graven was het gebied kwetsbaar en kwamen vaak dijkdoorbra ken en overstromingen voor. Tussen 1134 en 1530 werden 45 vloeden geteld. Ook Valkenisse kreeg hiervan ruimschoots zijn deel. De vloed van 1682 werd het dorp uit eindelijk noodlottig. Toen in 1990 duidelijk werd dat men met het verdronken dorp Valkenisse te maken had, gingen archeologen op onderzoek uit. Tijdens een eerste bezoek zag men niet meer dan een paar hoopjes met wier begroeide stenen en drie skeletten. Er werd een plan van aanpak opgesteld. Vanwege de voortschrijdende erosie en de te verwachten schatgraverij was het zaak voortvarend aan de slag te gaan. Het eer ste doel was de zichtbare resten van het dorp in kaart te brengen. Graven was niet aan de orde. Het gehele gebied werd verdeeld in blok ken van 30 x 30 meter. Vervolgens werd blok voor blok onderzocht en werden de zichtbare fundamenten opgemeten en nauwkeurig in kaart gebracht. Gevonden werden de fundamenten en muurresten van toren, schip, koor en kapellen van de kerk. Uit archief- en litera tuuronderzoek bleek dat de kerk van Val kenisse in 1233 was gewijd en gebouwd door een zekere Witto. Het is een kloeke, bakstenen dorpskerk geweest. In de kerk werd één skelet gevonden, daterend uit het begin van de dertiende eeuw.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 1999 | | pagina 50