Vadertjes
'D'n edele landman goed, moet
't betaele mee z'n eige bloed'
De uitdrukking 'D'n edele landman goed
moet 't betaele mee z'n eige bloed' is vol
gens Jan Vader in een turbulente tijd tus
sen 1572 en 1574 ontstaan.
Het gezag van koning Filips II en de
Rooms-Katholieke Kerk vertoonde scheu
ren. De Tachtigjarige Oorlog was begon
nen. Op 1 april 1572 verloor Alva Den
Briel. Vlissingen bevrijdde zich op 6 april
zelf van de Spanjaarden, en op 3 mei
schudde Veere het Spaanse juk af. Eind
april 1572 was heel Walcheren, op Middel
burg en fort Rammekens na, in opstand
gekomen tegen de roomsgezinde Spaanse
overheid.
Middelburg bleef trouw aan Spanje en
Rome. Deze stad was in 1559 tot bis
schopsstad verheven. Ook de leider van
het wereldlijk gezag over Zeeland, stad
houder Anthonie van Bourgondië, had er
zijn zetel. Hij was een trouw volgeling van
Filips II en de paus in Rome. In Middel
burg zetelde verder Philibert van Seroos-
kerke, rentmeester Bewester-Schelde. Ook
hij was een trouw aanhanger van Spanje
en Rome. Hij had onder andere als taak
de bisschop bij te staan in de handhaving
van de religie.
De meeste 'geusgezinden' hadden al voor
1572 de wijk genomen. Middelburg was
anno 1572 een burcht van het katholicis
me en een betrouwbaar bolwerk van het
Spaanse gezag.
De overheid, die vanuit Brussel over de
Nederlanden regeerde, was niet van plan
Middelburg zomaar uit handen te geven.
Om aanvallen vanuit Veere en Vlissingen
te kunnen afslaan, werden versterkingen
aangebracht. Bolwerken en bastions wer
den buiten de Noorddam-, Seis- en Sint-
Geertenpoort aangebracht. Bij de Zuid
dampoort en Vlissingsepoort werden
schansen opgeworpen. Treslong beleger
de de stad in mei 1572, een beleg dat tot
18 februari 1574 duurde.
Dit jaar is het dus 425 jaar geleden dat
men overeenkwam dat het garnizoen uit
Middelburg met geweer, pak en zak, maar
met gedoofde lonten, zonder munitie,
schepen of koopmansgoederen de stad
mocht verlaten. De geestelijken en de bur
gers die Spanje en Rome trouw bleven,
werden met achterlating van hun bezittin
gen naar Vlaanderen overgezet.
Tijdens dit beleg is er in Middelburg en op
het platteland van Walcheren veel gele
den. Het waren vooral de watergeuzen die
de toevoer van soldaten, munitie en voed
sel voor Middelburg verhinderden. De
stadsbevolking van negenduizend zielen
had voortdurend gebrek aan voedsel. Een
van de verdedigers van Middelburg
schreef in 1572 aan zijn superieuren: 'Wij
zijn in honger en armoe, uit gebrek aan
kruit en kogels en alle dingen, zoodat ik,
zonder Gods genade, het verderf van alles
voorzie, daar de hulp wel te laat kon
komen.' Het Gasthuis verkocht een deel
van het zilver om de zieken te kunnen
onderhouden. De Middelburgers betaalden
twaalf gulden voor de ingewanden van een
magere koe. Een daalder voor een stuk
brood met boter. Bij gebrek aan graan ging
men brood van lijnzaad bakken. En in
plaats van rund- of varkensvlees werden
honden, katten en ratten geslacht. Bewo
ners die de stad ontvluchtten, vielen dood
neer buiten de muren. De laatste zeven
weken van het beleg stierven 1.566 bur
gers.