Cameronians van de 52e Lowland Division.
Voor het vervoer kreeg men de beschikking
over vier Buffalo's van het 79e Assault Squa
dron Flunder meegingen, waren de Luitenants
P.S. Collins, W.H. England en H. Smedley.
De Commandant van het 79e Aslt. Sqn. R.E.
Majoor J.C. Hanson ging eveneens mee.
Sqn. R.E. Majoor J.C. Hanson ging eveneens
mee.
Uit voorzorg voor toch eventueel (mijnen-)gevaar
verdeelde Flunder de Commando's zodanig
over de vier Buffalo's, dat het risico tot een mini
mum zou worden beperkt. Hijzelf nam met
enkelen plaats in de eerste Buffalo, de overigen
werden verdeeld over de andere drie, de meesten
(negenentwintig) in Buffalo nr. 2. Zou er onder
weg iets gebeuren, dan zou nr. I de klap
opvangen en zou het aantal slachtoffers tot een
minimum worden beperkt.
Het pakte anders uit! Om kwart over twaalf
vertrok de colonne van vier Buffalo's uit Dom
burg en kwam, zonder enige tegenstand te
hebben ontmoet, om één uur veilig aan in Oost-
kapelle. En daar werden negen Duitsers krijgs
gevangen gemaakt. Ze moesten plaats nemen in
de derde Buffalo, de 'Corvette'. Dat ze nog eens
een gratis rit door de door hen zo gevreesde
Groene Baretten zou worden aangeboden, daar
hadden ze wel nooit van kunnen dromen.
Na deze korte onderbreking vertrok de colonne
richting Serooskerke, waar men zonder onge
lukken om half twee arriveerde.
Op de Oostkapelseweg stopten de Buffalo's even
voor een "tegenligger", een vlot met daarop
Rinus Muizelaar en Piet Joziasse, die met
brood onderweg waren naar de nog in het water
wonende familie Rooze. Als de Buffalo's niet
gestopt waren, was het vlot door de geweldige
golfslag die de Buffalo's veroorzaakten vast en
zeker omgeslagen. De Engelse bevrijders waren
ook onder deze omstandigheden "heer in het
(water-)verkeer". Voorzichtig kwamen de Buf
falo's ons dorp binnen gevaren/gereden.
De bevrijders werden uitbundig verwelkomd.
Van elk huis dat bewoond was, werd de vlag
uitgestoken. Een ieder begaf zich naar de Dorps
straat, die op dat moment vanaf het Gemeente
huis tot midden in het dorp droog was.
Men kon over de hoofden lopen, zó druk was
het. Voor de patrouille was er in Serooskerke
niets te doen. De Duitsers waren bij de komst
van het water, midden oktober, verdwenen naar
hoger gelegen delen van het eiland, o.a. naar
Vrouwenpolder.
Alvorens de Buffalo's met de Commando's
verder trokken, informeerde Flunder bij de
bevolking of er verderop mogelijk mijnenge
vaar was. Dit was helaasniet bekend.
Na een rustpauze van een half uur vertrok men
richting Gapinge. De Buffalo met Flunder en
Hanson nog steeds voorop. Bij het café "Veld
zicht" aangekomen, nam de bestuurder van
deze Buffalo de bocht, bij de kruising Noord-
weg - Gapingseweg, helemaal links. Hij ont
week daarmee een vlot met daarop H. Sinke
met zijn zoon Wim. Zij waren "onderweg" naar
een stuk ondergelopen land om te kijken of er
nog iets van het gewas kon worden geborgen.
Zij waren op het in de verte klinkende motor
geluid teruggevaren naar de Noord weg.
De bestuurder van Buffalo nr 2, de "Conque
ror", de sappeur A. Bold, kon bij aankomst bij
het kruispunt, de bocht rechts nemen. Naast het
café aangekomen, stootte deze Buffalo op een
onder water liggende zware mijn of een op
scherp gestelde artillerie-granaat die de Duitsers
daar kort tevoren hadden gedeponeerd.
De gevolgen waren fataal. Er volgde een gewel
dige explosie. Het meer dan zestien ton wegende
amphibievoertuig draaide meer dan 180 graden;
de voorzijde werd bijna geheel weggerukt. De
zware Continental-motor kwam door de grote
luchtdruk tientallen meters verder terecht in een
sloot aan de Gapingseweg. Het Oerlikon snel
vuurkanon werd tegen een dakgoot van het
woonhuis "De Koepel" van de familie Cornelisse
geslingerd. Een kist met handgranaten belandde
in de achtertuin.
Voor de bemanningsleden en de Commando's
waren de gevolgen verschrikkelijk. Door de
zware explosie werden de meesten van hen uit
de Buffalo geslingerd, één van de "arme" kerels
kwam terecht op het dak van de woning van de
familie Geldof. In totaal kwamen er twintig
militairen om het leven, waaronder alle beman
ningsleden, negentien Britten en een Zuid-Afri
kaan, te weten de 25-jarige Luitenant W.H.
England uit Durban. Negen Commando's over
leefden de ramp, doch raakten wel gewond.
Bij de allerwege ingezette reddingsactie werden
de in Oostkapelle gevangen genomen Duitsers
eveneens ingeschakeld. Daar het op dat moment
tamelijk hoog water was, werd het bergen van
doden en gewonden erg bemoeilijkt. De Duit
sers hadden niet veel lust om te helpen. Onder
bedreiging van de wapens werden ze aan het
20